De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1237 Aan Bernard Bucho van Aytta
| |
[pagina 338]
| |
het geleende boekje ben ik niet tegengekomen; terwijl ik weet dat ik het goed heb opgeborgen, om te zorgen dat er niets mee kon gebeuren. Ik weet ook zeker dat er niets mee gebeurd is, maar tot mijn spijt heb ik het niet bij de hand. Het is iets wat me geregeld overkomt: dat ik angstvallig voorzorgsmaatregelen neem dat bepaalde dingen niet zoekraken en dat juist die zoekraken. Ik verwacht binnenkort weer het buitenleven te verwisselen voor het stadsleven en dan zal ik opnieuw mijn spullen uitkammen. Ik zou het beslist vervelend vinden als u iets kwijtraakt waar u op gesteld bent, terwijl ik er geen profijt van heb. Dat de Friese natie warmloopt voor de literatuur, is werkelijk niets nieuws, aangezien ze ons al lang geleden Rudolf Agricola, von Langen en de familie Canter heeft geschonken. Dat rijke mensen van hoge afkomst hun kinderen ongeschikt achten om hun bezit en illustere naam te erven, als ze niet gevormd zijn door hogere studie, dat is iets nieuws en daarvoor mogen we deze gelukkige tijden dankbaar zijn. Het klimaat in Leuven is zeer aangenaam en er is geen plek waar men rustiger kan studeren. Nergens draagt de jeugd de literatuur een warmer hart toe; voor velen verloopt het allemaal bijzonder goed, onder vergeefs protest van de ingewijden in de oude onwetendheid. Kon mijn advies maar even gelukkig uitvallen voor u als de bedoelingen oprecht zijn waarmee ik het u wil geven! Ik geef slechts namen, de keuze is aan u. In Leuven bevindt zich momenteel Jacobus Ceratinus, iemand die aardig wat afweet van de beide talen, met een goed en zuiver karakter - ik weet dat u daar evenzeer op let als op geleerdheid. Hij is door de pest en door de oorlog - de twee ergste dingen die een mens kan overkomen - uit Doornik verdreven; hij doceerde daar aan het college voor de talen dat in oprichting is. Dan is er Hermann van Westfalen.Ga naar voetnoot1. Hij woont in het college De Lelie. Het is een jongeman met een goed karakter, die in alle opzichten geleerd is, maar vooral onvermoeibaar als het gaat om de zorg voor jonge mensen en hun vorming en opleiding. Aan hetzelfde college is Adrien van SoissonsGa naar voetnoot2. verbonden, iemand die niet alleen volkomen thuis is in beide talen, maar ook veel weet van filosofie en niet weinig van het keizerlijk recht, met een betrouwbaar karakter. Dan is er Rutgerus Rescius, hoogleraar Grieks aan het nieuwe college dat is opgericht door Jérôme de Busleyden;Ga naar voetnoot3. zijn onalledaagse geleerdheid wordt gesierd door werkelijk ongelofelijke bescheidenheid en wat je beslist een soort maagdelijke schroom kunt noemen. Dan is er Conradus Goclenius, een man gekenmerkt door een scherp oordeel, allerminst gewone | |
[pagina 339]
| |
geleerdheid, onvermoeibare ijver, verheven geest, een karakter gekruid met buitengewone beleefdheid en beminnelijkheid, grote betrouwbaarheid, terwijl hij ook inzicht heeft in het maatschappelijk verkeer, iets wat men nogal eens mist bij beoefenaars van de studie. Dan is er Adrianus Barlandus, wars van opsmuk, een oprecht en vriendelijk man, die in staat is zich werkelijk op elk moment in zuiver Latijn uit te drukken en al jarenlange ervaring op dit gebied heeft. Dan is er Melchior van Trier,Ga naar voetnoot4. verbonden aan het college du Château, met een onberispelijk karakter, zo druk met de filosofie dat hij er bijna uitgeput door raakt, al sinds lang een beoefenaar van de theologie; toch voegde hij bij die kwaliteiten ook nog onalledaagse kennis van de beide talen. Dan is er Luis Vives, een in alle opzichten buitengewoon geleerd man, maar ik denk dat een dergelijke taak hem niet aanstaat. Verder zijn er niet alleen deze mensen, maar nog vele anderen die ik niet zo goed ken. Voor degenen die ik noemde zou ik zonder aarzelen durven in te staan. Wie van hen u ook kiest, u zult de kinderen van uw vriend niet op een slechte manier onderbrengen. Zou u de uitnemende heer Nicolaas Everaerts, president van het Hof van Holland, de groeten terug willen doen namens mij? Dat het lot deze man zo lang mogelijk voor ons mag bewaren! Zo iemand, dan is hij het wel die geboren is voor de staat. Ik zal hem gauw schrijven. Want op dit moment ben ik bezig twee boden met brieven te beladen, een die zich naar Spanje, en een ander die zich naar Rome zal spoeden. Het ga u goed, geëerde vriend in de Heer. Uit Anderlecht, 24 september 1521 |
|