De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 316]
| |
1232 Aan Nicolaas van Broeckhoven
| |
[pagina 317]
| |
van de kerk was gebleven, is hij daarna door de vijandigheid en beledigingen van de geestelijken van de Roomse kerk vervallen tot het montanisme.’Ga naar voetnoot8. Iemand die uit naïviteit een vergissing maakt, verdient weliswaar medelijden, maar iedere vorm van ketterij die gepaard gaat met hardleerse koppigheid, dient door vrome geesten verfoeid te worden. Zoals evenwel bij vergif de ene soort dodelijker is dan de andere, zo is bij ketterij de ene soort verderfelijker dan de andere. Dichterbij de vroomheid blijven soorten ketterij die, door een soort onmatig ijveren voor de naleving van het evangelie, meer eisen dan nodig is.Ga naar voetnoot9. Zoals de mensen die wilden dat zij, die eenmaal de doop hadden ontvangen, zozeer terugschrokken voor iedere vorm van zedeloosheid, dat ze degenen die weer vervielen tot enige misdaad van gewicht, nooit meer opnamen in de gemeenschap van de kerk. Deze strengheid van de kerkelijke censuur moest anderen ervan weerhouden te zondigen. Want ze waren volgens mij niet van mening dat deze mensen de toegang tot het koninkrijk der hemelen moest worden ontzegd, omdat ze weggestuurd werden bij de deur van de kerk, waar geregeld mensen binnentreden die God zal scheiden van zijn gemeenschap. Maar de remedie van het berouw, die van anderen met een milder standpunt tijdelijk mocht zijn, moest van hen blijvend zijn; ze meenden dat hierdoor de rest van de kudde beter in bedwang te houden was. De heilige Augustinus stond met zijn opvatting niet ver van hen af: hij opent, na boetedoening, de deur van de kerk voor iemand die een keer een misstap heeft begaan, maar hij doet dat niet voor iemand die opnieuw een misstap heeft begaan, om te voorkomen dat de kerkelijke tucht zou verslappen.Ga naar voetnoot10. Zo keurden die oude schrijvers, aangespoord door het gedrag en de uitspraken van Christus en de apostelen, die overal lovend over de kuisheid spraken, het tweede huwelijk af en eisten maagdelijkheid. Paulus evenwel had bevolen iemand die had geleefd met de vrouw van zijn vader, weer op te nemen in de gemeenschap van de kerk;Ga naar voetnoot11. en Christus eiste niet het celibaat van de zijnen, maar sprak: ‘Wie het vatten kan, die vatte het.’Ga naar voetnoot12. Tot deze groep reken ik ook hen die erover nadachten wat een goddeloos en vreselijk gebeuren oorlog was en tegelijk zagen dat overal in de Heilige | |
[pagina 318]
| |
Schrift vrede en eendracht zo geprezen werden, en daarom verklaarden dat geen enkele oorlog onder christenen geoorloofd was. Een dergelijke buitensporigheid wordt zelfs bij rechtzinnigen haast voor lief genomen, wanneer ze ons willen afhouden van de tegenovergestelde ondeugden of aansporen tot dingen die erg verschillen van hetgeen wij van hen moeten vermijden. Dat plegen mensen te doen die een krom stekje niet in een rechte stand buigen, maar de andere kant op krom maken, zodat het weer rechtop komt te staan. Van deze aard zijn volgens mij de meeste dwalingen van Tertullianus. De dwalingen van sommigen waren zo wonderbaarlijk, dat zelfs degenen die ze verkondigden zich ervoor schaamden.Ga naar voetnoot13. Zoals de dwaasheid eerder dan dwaling van Simon en Menander, die verklaarden dat ze de hoogste kracht van God waren. Of van Basilides met zijn monsterlijke Abraxas; van de Nicolaïeten, die wilden dat vrouwen voor allen gemeenschappelijk waren. Aan deze rij kunnen we nog de Ophiten toevoegen, die de slang vereerden die Eva misleidde, en de Judaïeten, die de redding van de mensheid toeschrijven aan Judas, de verrader van Jezus. Al gauw vervaagden de dromen van Cerinthus en Valentinus, vervaagde het geraaskal van Manichaeus, vervaagde Montanus met zijn parakleet. Er is nauwelijks iemand die weet wie de artotyrieten waren. Verder ontstonden er ketterijen van de verderfelijkste soort, maar die konden geen wortel schieten, omdat ze evident in strijd waren met de zekerheid van de Schrift, waarvan het onwankelbare gezag altijd met grote eenstemmigheid door kerken over de hele wereld aanvaard is. Zoals van hen die ontkenden dat Christus een menselijk lichaam had; die Hem omgekeerd een menselijke ziel ontzegden; die ontkenden dat hij werkelijk geleden had; die ontkenden dat hij geboren was uit een maagd; die zeiden dat de opstanding zich voltrokken heeft met de opstanding van Christus en dat er geen andere opstanding van de doden te verwachten was.Ga naar voetnoot14. Maar geen enkele ketterij bracht de wereld meer in beroering dan die van de arianen,Ga naar voetnoot15. omdat de absurditeit van de monsterlijke dingen die deze richting naar voren bracht niet meteen zichtbaar was en ze zich leek te baseren op getuigenissen uit de Schrift, | |
[pagina 319]
| |
daar het geleerde mensen waren. Van de ketterij van de pelagianenGa naar voetnoot16. kan men, voor zover het de vrije wil betreft, ook in deze tijd nog enkele sporen waarnemen. Maar een groot deel van alle ketterijen lijkt te zijn voortgekomen uit de leerstellingen van de filosofen. Des te verbazingwekkender is het dat ze nu beweren dat ketters niet weerlegd kunnen worden zonder de hulp van de aristotelische filosofie. Natuurlijk, die filosofie bezit een hoge graad van heiligheid, of anders zijn er uitmuntende vaklui die er op die manier mee om weten te gaan. Ook nu zijn er enkele ketterijen uit de scholastische hoek, waarover men misschien beter niet zo verbeten moet strijden dat de wereld in beroering wordt gebracht; vooral omat ze niet bijzonder veel bijdragen tot een goed leven en geen belemmering zijn voor Christus' glorie. Maar er is een bepaalde soort ketterij, die weliswaar het woord ketterij niet verdient, maar toch zeer veel schade toebrengt aan het leven van de mensen en het gezag van het evangelie behoorlijk in de weg staat: wanneer zij die de filosofie van Christus verkondigen en zich voordoen als de hoogste leiders en de bovenlaag van de gehele christenheid, voor ieders ogen met hun hele manier van leven, al hun streven, al hun pogingen, niets anders overbrengen dan praalzucht zoals we zelfs op het toneel niet zien, onverzadigbare hebzucht, niet te bevredigen genotzucht, een passie voor oorlog, en andere dingen die de Heilige Schrift verfoeit, waarover zelfs de heidense filosofen hun afkeuring uitspreken. Daar praten ze weliswaar niet over, maar het heeft meer invloed dat ze zo leven dan dat ze erover praten. Tijdens ons recente gesprek gaf je aan dat je overweegt je alleenheerschappij op te geven. Ik vind dat geen goed idee. Als je op het toneel verschenen bent, moet je de rol die je van de regisseur gekregen hebt volledig uitspelen. Als je een goed karakter hebt, en ik ben ervan overtuigd dat je dat hebt, zul je niet ontevreden zijn met deze positie, omdat ze nogal laag lijkt, maar er juist tevreden mee zijn, omdat ze je in staat stelt een belangrijke bijdrage te leveren aan het algemeen welzijn. Je vindt deze onrustige tijden vervelend. Toch moet je intussen, zoals goede zeelui doen, met de wind meegaan totdat het opklaart; want dit slechte weer zal niet lang aanhouden, naar ik hoop. Het ga je goed, mijn dierbare Nicolaas. Uit Anderlecht, 31 augustus [1520] |
|