De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1231 Aan Pieter Wichmans
| |
[pagina 315]
| |
merking daarna over het bevochtigen en vruchtbaar maken, aardig wat weldenkende mensen wilden dat het waar was, en heel veel begonnen er te lachen. De aanval op de biecht maakte hij als volgt ongedaan: ‘Augustinus,’ zei hij, ‘schreef veel boeken over de bekentenis, waarin hij bijna soms futiliteiten bekent, bijvoorbeeld hoe hij een keer met enig genoegen had zitten kijken naar een spin die een vlieg ving.Ga naar voetnoot4. Dat bewijst dat er niets zo klein is of men behoort het te bekennen.’ In de eerste plaats gebruikt Augustinus daar het woord ‘confessio’, dat een dubbele betekenis heeft, dankbetuiging en bekentenis van schuld. Ook kent hij zichzelf meer lof toe in dat werk dan dat hij schuld erkent. Hij bekent niet tegenover een priester, maar tegenover God. En toch gebruikte die predikant in deze context het alom bekende woord dat voor de massa niets anders betekent dan wat de theologen het sacrament van de biecht noemen.Ga naar voetnoot5. Terwijl ze in het openbaar voor een grote menigte tal van dergelijke uitspraken doen, verbaast het hen dat ze niet voor goden doorgaan. Het derde punt slaat misschien op mij, omdat ik in een stijloefening schijnbaar al te veel waarde hechtte aan het huwelijk.Ga naar voetnoot6. ‘Sommige mensen keuren het celibaat af. Als wij daarentegen niet ongehuwd waren gebleven, zou het christelijk geloof nu verdwenen zijn.’ Vroeger sprak bijna niemand de gelovigen toe zonder dat er klerken waren neergezet die de preek moesten opschrijven. Als ze dat nu zouden doen, mijn hemel! - wat een verhalen zouden we krijgen! Als ze zulke dingen zeggen in een drukke stad als Brugge, met zoveel geleerden en zoveel ook niet gestudeerde mensen met een goed verstand en een bezonnen oordeel, wat denk je dat die lieden wel niet zeggen in dorpen, of als er getafeld wordt! Wat een steunpilaren van het rechtzinnige geloof! Dit wilde ik je graag vertellen, zodat je niet kunt zeggen dat je niets te horen kreeg over wat zich hier afspeelt; maar ik vertel je meer als we elkaar weer spreken. Het ga je goed. Brugge, 1521 |
|