De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1223 Aan Conradus Goclenius
| |
[pagina 293]
| |
gen, poedertjes, zalfjes, baden, kompressen en wat al niet voorgeschreven. Ik intussen had geen tijd om ziek te zijn, zo werd ik door plotselinge bezigheden van de ene naar de andere plek geroepen. En zo werden de tassen gepakt en besteeg ik mijn paard. Mijn dienaar vraagt waar ik naartoe ga. Ik zeg: ‘Overal waar een aangenaam klimaat en gezonde lucht me naartoe lokken.’ Ik was hierGa naar voetnoot1. amper twee dagen of de koorts was in het niets verdwenen, en mijn maag herstelde zich. Ik had duidelijk het gevoel dat ik door deze landelijke omgeving weer opbloeide; mijn eerder zo zwakke maag verdroeg alles. Nooit heb ik in mijn leven iets gedaan, mijn beste Goclenius, waar ik minder spijt van had. Ik vind het geweldig dat je je met zoveel ijver kwijt van je taak als hoogleraar Latijn, en het college van Busleyden aanzien geeft met je geleerdheid en je talent. Wat een geluk hebben onze jongelui dat ze in deze tijd leven! Ik zou beslist jaloers zijn, als ik niet van ganser harte het algemeen welzijn was toegedaan. Hoe harder die kikkers kwaken, hoe groter het enthousiasme onder de jongelui, die de ongeletterde wetenschap aan de kant schuiven en wat beters willen. Ik weet wat de schaamteloosheid van die lieden verdient. Maar jij moet de tijd die je zou verliezen of toch zeker verkeerd zou gebruiken als je in discussie ging met die gemene kakelaars, besteden aan het bevorderen van de hogere studie. Zal ik je soms laten zien wat een prachtige, hoogstaande vorm van wraak is? Betoon je iemand die zich onberispelijk gedraagt en toegewijd en consciëntieus onderricht geeft in de beste literatuur. Er is geen manier waarop je ze sneller naar de strop drijft; die verdienen ze ten volle, deze mensen, die zich vreselijk gekweld voelen door de algemene voorspoed, die ze niet alleen anderen misgunnen, maar ook zichzelf. Je zou immers nog kunnen begrijpen dat de ene buurman jaloers is op de andere die ook haastig op weg is naar rijkdom.Ga naar voetnoot2. Maar deze lieden hebben de mogelijkheid gebruik te maken van dezelfde voordelen waarvan ze het zo ergerniswekkend vinden dat anderen er genoegen aan beleven. Dit vooral beviel me altijd zeer aan jullie beiden,Ga naar voetnoot3. dat niet alleen jullie gedrag vrij is van iedere schandvlek, maar dat ook jullie onderwijs van fatsoen getuigt, en niet alleen van fatsoen, maar ook van zelfbeheersing. Wat zullen mensen met verstand immers denken, wanneer ze horen dat in Leuven het onderwijs in de poëzie en de retorica vrij is van onwelvoeglijke taal of kwaadsprekerij, maar dat de colleges theologie en zelfs de preken tijdens de dienst zo gisten van de meest leugenachtige aantijgingen, dat zelfs gewone mensen ze verfoeien? | |
[pagina 294]
| |
Ik had voor More een beeld van jou geschetst,Ga naar voetnoot4. zonder er zelf iets bij te verzinnen, integendeel, ik heb zelfs een aantal dingen weggelaten. Want ik heb liever dat hij daarover bij mij zijn beklag doet, zodra jullie elkaar door wederzijds contact hebben leren kennen. Hij verlangt er zeer naar je te ontmoeten. Wanneer je hem schrijft, moet je hem feliciteren met zijn hogere waardigheid en positie. Want hoewel hij tot nu slechts raadsheer van de koning was, werd hij kort geleden, zonder dat hij ernaar streefde of het ambieerde, door de gunst van die zeer humane vorst, die geheel uit zichzelf handelde, geridderd en kreeg hij een ambt dat in Engeland hoog aanzien heeft en een niet te versmaden salaris met zich meebrengt, dat van schatbewaarder. Het ga je goed. Brugge, 12 augustus [1520] |
|