De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1217 Aan de Leuvense theologen
| |
[pagina 276]
| |
naal gestuurd;Ga naar voetnoot5. hem gaf ik de volmacht om de brief te overhandigen als hem dat goed leek, zo niet, om hem te verbranden. Hij heeft hem pas laat overhandigd en daarvoor laten drukken, naar verluidt zelfs met veranderingen. Terwijl ik ‘Luther’ had geschreven, maakte hij daarvan ‘mijn vriend Luther’.Ga naar voetnoot6. Dat de kwestie meteen met druk geschreeuw werd behandeld ten overstaan van de bonte massa, keurde ik toen niet goed en nu ook niet. De veroordeling door de Parijzenaren heeft voor iedereen meer gewicht gekregen door het feit dat ze pas laat bekend is gemaakt.Ga naar voetnoot7. Nooit heb ik enige orde beledigd of gehaat. Ik haat slechte mensen, ongeacht het kleed waarmee ze zich bedekken. Of een orde bij iedereen in hoog aanzien staat, hangt van de leden zelf af, niet van mij. Als zij erom geven dat ze bij iedereen hoog aangeschreven staan, laten ze dan die gaven verwerven die leiden tot een goede naam, die leiden tot gezag bij de mensen, maar ook tot sympathie. Als ze merken dat ze minder hoog aangeschreven staan dan ze zouden willen, moeten ze veranderen wat ze beschouwen als de oorzaak van hun verminderde reputatie. Tot zover de brief. Het bewuste Advies is niet van mij afkomstig, maar van een dominicaans theoloog, een uitzonderlijk geleerd man.Ga naar voetnoot8. Het werd voorgelegd aan een bepaalde vorst,Ga naar voetnoot9. zodat hij kon afwegen of het instemming verdiende; dat was vóór de publicatie van De captivitate Babylonica,Ga naar voetnoot10. toen er nog genezing mogelijk leek. Ook dit Advies is door een of ander toeval door de Duitsers gepubliceerd, die er kennelijk een bepaalde strategie op na houden om alles in de openbaarheid brengen. Ook aan mij is het toen door die dominicaan voorgelegd, die niet zal ontkennen dat het van hem is; en om eerlijk te zijn, het stond mij niet geheel tegen. De bedoeling ervan was immers niet dat het pauselijk besluit of dat van u ongedaan werd gemaakt, maar dat iets gedaan werd met het idee dat onder de mensen leeft, die riepen en nog steeds roepen dat Luther door het gezag wordt onderdrukt; het gezag van de paus zou ook niet geschonden worden als hij vrijwillig iets van zijn strengheid zou laten varen om de algemene vrede. Het Advies viel ook bij koningen in de smaak, als De captivitate en andere soortgelijke pamfletten niet bij velen antipathie hadden opgewekt. Wanneer om advies wordt gevraagd, staat het volgens mij een ieder vrij zijn mening te geven. En het ge- | |
[pagina 277]
| |
tuigt van vroomheid te willen zorgen voor de algemene vrede, mits dat gebeurt met behoud van de pauselijke waardigheid.Ga naar voetnoot11. Als dat niet geoorloofd is, hoe brutaal was het dan van uiterst gerespecteerde mannen juist dit met vuur te bepleiten, toen Luther in Worms was! En daar kregen ze ook nog complimenten voor! Daarom, als dit Advies van mij zou zijn, wat niet het geval is, dan zie ik toch niet in waarom men er tegenover mij zoveel ophef over moet maken. Maar het heeft een eigen schrijver, die zich er niet voor zal schamen dat te erkennen. U herinnert zich nog wel hoeveel ophef er rond mij ontstond, gebaseerd op een onjuist vermoeden, toen voor het eerst de werken van Luther waren verschenen, wegens een onbeduidend voorwoord dat een beetje beter geschreven was; terwijl het toch de zuivere waarheid is, en door mij talloze malen bevestigd is dat er in al zijn boeken geen lettergreep staat die met mijn medeweten of instemming geschreven is. Integendeel, ik ben altijd bang geweest dat het zo zou aflopen en heb daarom op alle mogelijke manieren geprobeerd de man af te houden van deze schrijfstijl. Het is nu aan u in al uw wijsheid ervoor op te passen dat u niet opnieuw op grond van een soortgelijk vermoeden uw naaste schade toebrengt. Een aanval op iemands reputatie is een vorm van moord. Des te meer vraag ik me af wat Vincentius voor ogen heeft, die geen gelegenheid voorbij laat gaan om de meest lelijke dingen over mij te zeggen, te pas en te onpas Erasmus' naam aan stukken te scheuren en me met beschimpingen te stenigen. Als ik zou zijn zoals hij valselijk beweert, dan nog is het voor iemand die zowel priester als monnik en theoloog is, ongepast zulke brutale taal uit te slaan, een vloek ook voor uw universiteit, want het gevaar bestaat dat de mensen die daaraan verbonden zijn, zich in navolging van hem aanwennen om zelfs tegen onschuldigen zo tekeer te gaan. Bovendien is dit het slechtste wat hij voor zijn orde kan doen. Want giftige en onbeheerste kwaadsprekerij valt ook bij hen die mij slecht gezind zijn niet in goede aarde. Verder raken mensen die al vijandig tegenover mij staan, er niet door vervreemd van mij; juist mensen die mij goedgezind zijn worden erdoor gekwetst. En er zijn overal mensen, en geen klein aantal, die het goede met mij voor hebben, allerminst omdat ik hun gunst nagejaagd heb, maar omdat ik hen aan mij verplicht heb door mijn nuttig werk. Als ik zo onbeschaamd gebruik zou maken van mijn pen als hij van zijn tong, zou het onvermijdelijk uitlopen op openlijke razernij. We zouden tot een steen des aanstoots worden voor christenen, maar ook voor de vijanden van de christenheid. Maar hij veracht mij, alsof ik op mijn beurt niet meer redenen zou hebben om hem te verachten - als het christelijk zou zijn dat | |
[pagina 278]
| |
we elkaar over en weer verachten; alsof het mij zou passen de degens te kruisen met mensen zoals hij, aangenomen dat we te werk gaan met de middelen van het verstand. Maar als er gestreden moet worden met een giftige, schaamteloze, brutale tong, zal er makkelijk een vrouw te vinden zijn die met dit soort mensen de strijd wil aanbinden. Maar het onderwerp Vincentius laat ik nu rusten. Ik zal niet accepteren dat ik door hem, het type persoon dat hij is, word overtroffen, als hij met mij wedijvert in het goede, dat wil zeggen: als hij met iets komt wat meer bijdraagt tot Christus' glorie en de ware vroomheid. Maar met Latomus verschil ik niet graag van mening, vanwege zijn geenszins gering te schatten geleerdheid en ook vanwege enige omgang met de lieflijker Muzen. Het is dan ook met tegenzin dat ik geloof hecht aan wat ik van zoveel kanten hoor, vooral omdat ik hem nooit gekrenkt heb. We moeten, al is het laat, opletten, dat we met het bekvechten over en weer elkaar niet uitputten. Ik heb altijd een hekel gehad aan tweedracht. Ik heb me nooit ingelaten met een partij, niet die van Reuchlin en ook niet die van Luther; ik heb me altijd naar beste vermogen ingezet voor Christus' glorie. Ik ben uw universiteit niet tot schande of nadeel geweest. Ik heb me meer dan wie ook ter wereld verzet tegen de pamfletten van Luther,Ga naar voetnoot12. niet dat het mij ontgaat dat zijn waarschuwingen vaak terecht zijn, maar ik weet dat het beter is zonder kwalijke gevolgen te zwijgen dan een ongelukkige poging tot verbetering te doen. In alles wat terecht of ten onrechte aan hem wordt toegeschreven, staat geen tittel die van mij is. Kon ik die schotschriften, die overal in zwermen uitvliegen, maar tegenhouden, al was het maar om mijzelf! Want allemaal bezorgen ze me vijanden, sommige brengen me zelfs in opspraak, en ik word meer beschadigd door de lof die erin staat dan door de laster. Dit is absoluut zeker: in al die pamfletten staat niets wat van mij is. Bij een aantal heb ik enig vermoeden wie de auteur is, maar in de meeste gevallen lukt het me zelfs niet iets te vermoeden over de herkomst. Heel wat mensen, ook hooggeplaatsten, hebben mij gevraagd openlijk de zijde van Luther te kiezen. Ik heb ook andere dingen ondervonden die ik hier niet hoef te vertellen. Ik heb alles met handen en voetenGa naar voetnoot13. van me afgehouden. Zijn tegenstanders, vooral monniken, hebben me zo fel aangevallen, dat ik, al was ik eerst Luthers tegenstander geweest, door hun vijandigheden ertoe had kunnen komen me bij hem te voegen. Omgekeerd merkte ik dat aanhangers van Luther uit alle macht probeerden mij met trucs bij deze strijd te betrekken, en als dat niet lukte, mij met geweld, of ik wilde of niet, mee te sleuren. Niets van dat alles heeft mij van mijn standpunt af kunnen | |
[pagina 279]
| |
brengen. Kam alles uit wat ik heb geschreven, zelfs alles wat ik me als grapje bij de wijn heb laten ontvallen: men zal niets anders ontdekken dan dat ik misnoegd was over de plotselinge luidruchtige stemmingmakerij ten overstaan van het volk, en dat ik er de voorkeur aan gaf dat de zaak werd afgehandeld zonder dat er onrust onder de mensen ontstond. Als anderen de voorkeur gaven aan een andere aanpak, bid ik Christus dat die succesvol mag zijn; maar tot nu toe heb ik geen idee hoe het zal aflopen. Als het van mij afhing, zou deze storm morgen bedaard zijn. Als er geen hechte vriendschap tussen ons is, ligt dat niet aan mij. Er was een begin mee gemaakt in De Valk;Ga naar voetnoot14. we waren overeengekomen dat we zouden vergeten wat er gebeurd was, ook al kwam alles wat er verkeerd was gegaan op mij neer. Ook zou Johannes Atensis niet naar verzoening gestreefd hebben, als hij niet voor zichzelf wist dat hij misleid was door een ongegrond vermoeden toen hij mij die tragedie bereidde. Ik zie niet wat het gedijen van deze vrede heeft tegengehouden, behalve dat Egmondanus onvoldoende tevredengesteld was. Ik zie niet waarom hij kwaad op mij is, behalve dat ik voor de scheldwoorden, die hij mij naar het hoofd slingerde zelfs voordat hij me had ontmoet, niet keurig dank u wel heb gezegd. Als het de bedoeling van bepaalde lieden is me hoe dan ook aan te vallen, zelfs met de mentaliteit van een gladiatorGa naar voetnoot15. en met verzonnen beschuldigingen, laten ze in de eerste plaats kijken of dit wel met zo gunstige windGa naar voetnoot16. gaat verlopen als ze denken, en als het inderdaad zo verloopt, laten ze kijken of dat wel zoveel voorspoed brengt als ze zichzelf beloven. Als ze ten slotte hebben besloten Luther volledig uit te bannen, zal dat een beetje beter lukken als ze mij erbuiten laten. Wat anderen ook voor plannen bedenken, niemand zal mij losrukken van de rots Christus, niemand zal mij inpassen in enige partij. Als ik een aanhanger van Luther was geweest - laat ik alleen dit zeggen: dan stonden zijn zaken er beter voor. Maar God verhoede dat ik iets anders ben dan een christen. Tot nu toe heb ik zijn opvattingen niet bestreden. Dat is waar. Als het risico niet als excuus mag gelden en evenmin - naast talloze andere bezwaren - mijn gebrek aan tijd, mijn leeftijd, mijn verzwakte lichaam, laat dan in elk geval mijn onkunde op het gebied van de theologie als excuus gelden, iets wat ze me daar bij u in de hoogste graad toeschrijven en waar ik grotendeels mee instem. Wat kan ten slotte, wanneer drie universiteiten Luther hebben veroordeeld,Ga naar voetnoot17. wanneer de paus zelf hem met zijn bliksemGa naar voetnoot18. heeft getrof- | |
[pagina 280]
| |
fen, wanneer de keizer daar de zijneGa naar voetnoot19. aan toegevoegd heeft, mijn oordeel - van een wormpje eerder dan van een mens - nog voor gewicht in de schaal leggen? Vooral wanneer er overal zoveel - naar uw oordeel - uiterst geleerde mensen op het toneel verschijnen om Luthers opvattingen te bestrijden. En toch zal ik mij naar mijn beste vermogen inzetten voor de rust binnen de algemene christelijke kerk, de evangelische waarheid, de waardigheid van de paus van Rome, wanneer dit mogelijk zal zijn.Ga naar voetnoot20. En misschien leg ik daarmee meer gewicht in de schaal dan zij die denken dat de kwestie opgelost kan worden met dit soort tumult. We moeten opletten dat we Luther niet op zo'n manier haten, dat we uit haat jegens hem ook de dingen die heel goed zijn mislopen; ook moeten we zo om onze waardigheid denken, dat we geen afbreuk doen aan het gezag van de evangelische waarheid, en ons zo wijden aan menselijke glorie, dat we geen belemmering vormen voor Christus' glorie. Als u intussen iets dwarszit, grijp niet naar beschimpingen, zoals onlangs Egmondanus deed ten overstaan van Rosemondt, de rector,Ga naar voetnoot21. en zoals Vincentius geen moment nalaat te doen. Gebruik argumenten, dan zal ik me op alle punten tegenover u rechtvaardigen. Als u in gedienstigheid wilt wedijveren, zal ik niet dulden dat ik word overtroffen. Als er mensen zijn die zich liever met mij meten in slechte bedoelingen, zal ik me zeker niet inspannen om op dat gebied een overwinning te behalen; maar ik zal wel proberen mijn onschuld te verdedigen, en ik denk dat het niet zal ontbreken aan de steun van Christus en mensen met een goed karakter. Het ga u goed, eerwaarde heren en geachte broeders in Christus. Uit Anderlecht, 1521 |
|