De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 272]
| |
1216 Aan Pierre Barbier
| |
[pagina 273]
| |
drukkers,Ga naar voetnoot4. terwijl het hem toen toch niet ontgaan kon zijn, dat de tweede druk van het Nieuwe Testament al verschenen was of ieder moment kon verschijnen.Ga naar voetnoot5. Hoe dit ook zij, het doet mij in elk geval genoegen dat de talen en de literatuur ook in Spanje tot bloei komen; en van Zúñiga's talent heb ik aardig hoge verwachtingen. Maar ik ben bang dat dit werk, waarmee hij naam wilde maken, hem onder verstandige en geleerde mensen niet die overvloed aan roem opleverde die hij zichzelf kennelijk in het vooruitzicht stelt. Immers, stel dat hij iedereen doet geloven dat hij als geen ander toegerust is met alle talen en alle literatuur en met langdurige en nauwkeurige lectuur van de oude schrijvers, en uitstekend weet dat je een interpretator enige toegeeflijkheid verschuldigd bent als hij zich een keer vergist in dingen die overduidelijk zijn; stel dat hij iedereen doet geloven dat ik gisteren of eergisteren begonnen ben met het lezen van de bijbelexegeten, dat ik geen woord begrijp van Hieronymus, al schreef ik twintig jaar geleden het Enchiridion, al voer ik in dit ongeordende werk (zoals hij terecht schrijft) zoveel bewijsplaatsen aan - zonder hulp van registers intussen,Ga naar voetnoot6. op welk punt hij beter af was dan ik: wie zal hem geloven als hij zegt dat hij dit werk niet op zich heeft genomen om kwaad te willen spreken, maar ‘met een houding die wars is van iedere vorm van rivaliteit’? Terwijl hij het hele werk door, van begin tot eind, niets anders doet dan me op een hooghartige manier belachelijk te maken, te bekritiseren, onderuit te halen. Zelfs andermans fouten werpt hij me op een onaangename manier voor de voeten, bijvoorbeeld die van de zetters en van Oecolampadius,Ga naar voetnoot7. en soms zet hij gruwelijke tragedies in gang naar aanleiding van dingen die zonder enige bijbedoeling zijn gezegd. Ik schreef bijvoorbeeld dat Napels nu door Spanje wordt ‘bezet’, en dat bij Paulus Spania in plaats van Hispania wordt gebruikt.Ga naar voetnoot8. Daarbij maakt hij me geregeld bij wijze van ernstige belediging uit voor Hollander. Alsof het mij te verwijten valt, al was ik in Sogdiana geboren!Ga naar voetnoot9. Alsof Holland een streek is | |
[pagina 274]
| |
die door welke andere streek ook veracht moet worden, of je nu kijkt naar de mate van ontwikkeling, naar de drukte in de steden, naar de materiële overvloed of naar de reputatie van het aanwezige talent - dat zich daar bij hen overal in een zo gelukkige vorm voordoet, dat ik vergeleken bij hen werkelijk zou kunnen lijken zoals Zúñiga mij voorstelt! Het was niet genoeg de voorrede bij het werk zo te hebben ingericht, dat het aantal sneren aan mijn adres bijna even groot is als het aantal woorden. Bijna aantekening voor aantekening voorziet hij van een nieuwe inleiding en afsluiting om mij af te kraken. Alsof ook dat niets voorstelde, voegde hij bovendien nog trefwoorden toe in de marge, stekeliger dan de tekst zelf: werkelijk niets kan hem, met zijn bezonnen houding, ‘die wars is van iedere vorm van rivaliteit’, tevredenstellen. Verder kan ik me voorstellen dat het niet echt als een uitspraak van een verstandig man zal overkomen, als je beweert dat deze vertalerGa naar voetnoot10. het Nieuwe Testament knap en met smaak vertaald heeft. Men zal niet het idee hebben dat hij het pleidooi levert waarmee hij belooft zijn vertaler tegen elke aantijging te zullen verdedigen, omdat hij niet reageert op al die taalfouten die ik heb aangewezen. Ja, hij veroordeelt met zijn stilzwijgen degene die hij wel eens even in bescherming zou nemen, ook al was ik er zelf niet op uit de vertaler aan te vallen, want wat zou ik daar voor voordeel van hebben? Maar terloops maak ik een aantekening als er iets is waar de leergierige lezer wellicht zijn voordeel mee kan doen. Hoeveel schade Zúñiga aan mijn reputatie heeft toegebracht, weet ik niet, maar ik had in elk geval gewild dat hij beter voor de zijne had gezorgd. Want ik voor mij vind al gauw alles goed wat de studie voordeel brengt. Ook scherpt een gematigde vorm van rivaliteit de geest. Maar ik zou willen dat dit soort boosaardigheid, waardoor op dit moment, door een duistere beslissing van het lot, alles vlam vat, zich ver houdt van alle deugdelijke studie, maar vooral van de gewijde. Jij, mijn beste Barbier, kwelt me door me al te lang naar jouw komst te laten uitkijken, waarbij je me telkens voedt met nieuwe hoop. Er waren nog andere redenen waarom ik mijn vertrek heb uitgesteld, maar de belangrijkste was mijn verlangen jou te ontmoeten. Als jij van jouw kant verlangt mij te ontmoeten, moet je je haasten. Want ik word hier dagelijks door kakelaars gestenigd met beschimpingen, zodat de kans bestaat dat ik bezwijk onder al die rotsblokken die op dit ene hoofd afkomen. De tragedie rond Luther is hier afgelopen;Ga naar voetnoot11. was die maar nooit op de planken gebracht! Het enige waar sommige mensen bang voor zijn, is dat we uit verlangen Scylla te vermijden terechtkomen bij Charybdis, en dat sommigen op een wredere manier deze | |
[pagina 275]
| |
overwinning uitbuiten dan goed is voor het christendom. Het ga je goed, onvergelijkelijke mecenas. Uit Anderlecht, waar ik tegenwoordig - geen stedeling meer, maar een buitenman - een behoorlijk aangenaam leven leid. 26 juni 1521 |
|