De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1199 Aan Luigi Marliano
| |
[pagina 217]
| |
die Luther bestrijden met zulke domme redeneringen, dat ze hun eigen zaak schaden en zichzelf belachelijk maken; ze houden onvoldoende de waardigheid van de paus in het oog en kwetsen vele onschuldige mensen en, wat het allerergste is, ze brengen de massa ertoe partijen te vormen. U zou mij werkelijk nog meer bijvallen, als u met eigen ogen zou zien en met eigen oren zou horen wat zij dagelijks voor dwaze plannen uitbroeden. Uw redevoeringen wil ik heel graag lezen; ik heb al het oordeel van Cuthbert Tunstall daarover vernomen. Ik twijfel niet of u laat daarin zien wat in uw pennenvruchten gebruikelijk is, namelijk uitnemende geleerdheid verbonden met even uitnemende wijsheid. Uit brieven van vrienden maak ik op dat degene die mij met zijn brief waarschuwde dat er in uw omgeving verdenking was gerezen,Ga naar voetnoot3. zich meer zorgen over mij maakte dan nodig was. Ze schrijven immers dat er volstrekt geen sprake was van verdenking, behalve naar aanleiding van een redevoering met op de titelpagina de vermelding: ‘van Didymus Faventinus’; de elegante stijl en de hier en daar rondgestrooide humor waren er de schuld van dat sommigen het tot mijn werk rekenden, maar dat was slechts een vluchtig vermoeden. De redevoering werd me later toegestuurd. Ik barstte terstond in lachen uit om de achterdocht van de mensen, omdat de tekst aan het eind ook de ware naam van de auteur prijsgeeft, maar dan in het Grieks.Ga naar voetnoot4. Zelfs als die er niet bij stond, was de auteur me geenszins ontgaan. Iemand wees me erop dat er in Keulen een AdviesGa naar voetnoot5. was verschenen van iemand die meende dat de zaak zo geregeld moest worden dat de paus lof zou oogsten om zijn mildheid, Luther om zijn volgzaamheid; en dat het niet ontbrak aan mensen die dachten dat het van mij afkomstig was. Inderdaad heeft men het mij laten zien toen de keizer in Keulen was, maar in handschrift en bovendien toen nog niet de boeken verschenen waren waardoor zeer velen van Luther vervreemd zouden raken; verder zei men dat het van iemand van de dominicaner orde was. En, om eerlijk te zijn, het stond me toen wel aan. Maar als de vorsten liever kiezen voor een strenge aanpak om een eind aan de kwestie te maken, bid ik dat het gelukkigst uitvalt wat hun | |
[pagina 218]
| |
het beste lijkt - ik bedoel het beste voor het christendom, niet het meest tot voordeel van bepaalde mensen, die zich bekommeren om zaken die van deze wereld zijn. Het ga u goed, onvergelijkelijke beschermheer. Antwerpen, 15 april 1521 |
|