De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1198 Van Luigi Marliano
| |
[pagina 215]
| |
proeven, omdat u voldoende gezorgd had voor uw eer en faam. U beloofde in uw brief aldus te handelen.Ga naar voetnoot3. Het deed me namelijk leed dat u soms slaags raakte met mensen voor wie het prachtig was door u te worden overwonnen, en dat u zich prijsgaf aan de deining van de ondeskundige massa. Na onze terugkeer uit Spanje, toen ik u ontmoette in Brussel,Ga naar voetnoot4. vroeg ik u niet met Luther samen te werken. Op dat moment waren er immers lieden (beslist dwaze lieden) die de verdenking koesterden dat uw ideeën niet volstrekt anders waren dan die van Luther. U beloofde echter te zullen doen wat ik vroeg, en wel zo dat ik anderen garandeerde dat het zo zou zijn, zowel wat u als wat mij betreft. Daarna won die rampzalige Lutherse catastrofe van dag tot dag steeds meer terrein; ze zette zich zo vast in de hoofden van vele mensen, dat er geen anderen over zijn die nog voor besmetting vatbaar lijken. Vandaar dat ik de huidige toestand weinig hoopgevend vind; we zien immers dat de kwalen de remedies ver te boven gaan. Want we kunnen de kwalen niet verdragen, maar evenmin remedies aandragen, omdat de mensen zich tegenwoordig kennelijk eerder door kletspraat en onzin laten inpakken dan dat ze zich door deugdelijke redeneringen laten tegenhouden. Onze vriend Aleandro, naar ik meen iemand die door gemeenschappelijke studie en over en weer bewezen diensten nauw met u verbonden is en een oude vriend van u, heb ik over u alleen dingen horen zeggen waarvan hij graag zou willen dat ze over hem werden gezegd. Hij is werkelijk heel bescheiden, wat ik bewonderenswaardig vind bij zo'n veelheid aan talen en verscheidenheid aan vakken, een vriendelijk man en zeer prettig in de omgang; bovendien met zo'n mild karakter, dat hij geen slechtere dingen over anderen zegt dan hij over zichzelf zou willen horen. Verder zegt u dat u, zoveel als in uw vermogen lag, Luther en heel wat Duitsers ervan heeft weerhouden de pen op te nemen. Daarmee deed u iets wat u past, omdat u liet zien van nut te willen zijn voor de staat en de godsdienst, zoveel als u kon. De handelwijze van anderen evenwel keur ik evenmin goed als u, omdat hun remedies hem tot razernij brachten. Hij had inderdaad op een andere manier aangepakt moeten worden. U mag niet denken dat ik op mijn beurt heb stilgezeten, want ik heb twee redevoeringen tegen Luther geschreven,Ga naar voetnoot5. waarvan de een vrij mild is en de ander, na de recent door hem uitgegeven boeken, nogal scherp; niet dat ik | |
[pagina 216]
| |
zou willen dat de man werd veroordeeld, maar wel dat de zaak werd veroordeeld, en het is mijn wens dat de staat en de godsdienst behouden blijven en tegelijk ook hij behouden blijft. Ik zou ze u sturen als we niet al besloten hadden tot de terugreis; na onze terugkeer kunnen we over allerlei dingen praten waarover ik nu niet kan en niet wil schrijven. Intussen zal ik over uw belang en waardigheid waken, op zo'n manier dat ik het niet voor mezelf, en u niet, als u hier ter plaatse was, voor uzelf beter zou wensen. Als er iets is wat u kunt doen om dit oproer te bedwingen of dit conflict te sussen, doe uw best, zoveel als uw invloed en gezag vermogen. U zult immers de onsterfelijkheid waarnaar u streeft en die uw boeken u beloven, moeiteloos verwerven als daar deze blijk van vroomheid bijkomt. Ik heb Agostino Scarpinelli en Severus namens u de groeten gedaan; zij verbazen zich erover en vinden het vervelend dat de brieven die u, naar u schrijft, aan hen had gericht, niet aan hen zijn overhandigd, terwijl ze er juist zeer naar uitkeken. Niettemin had u in hen vurige verdedigers van uw reputatie. Het ga u goed. Worms, 7 april 1521 |
|