ik, voor zover het mij betrof, niet alleen graag uw verdediging, maar deze heeft ook bewerkstelligd dat ik, hoewel ik eerder niet anders over u kon denken dan u schrijft, nu meen dit werkelijk te zien. Nooit immers had ik enige reden om te denken dat u, uitzonderlijk sieraad van de literatuur in Duitsland, die al uw energie en zelfs uw leven besteedde aan de eer en luister van het rechtzinnige geloof en daarvoor dag en nacht zwoegt, ook maar een vingerbreed van de heilige leerregels afwijkt of enigermate anders denkt; en ik kan zeggen dat ik gemerkt heb dat ieder weldenkend mens die mening is toegedaan.
Als er misschien iets is wat u verdacht maakt - waarvan mij evenwel tot nu toe niets is gebleken -, kon het de stijl van bepaalde boeken zijn, die erg in de richting van de uwe leek te gaan. Dat zijn evenwel boeken die zonder auteursnaam zijn verschenen en, kort gezegd, geen ketterij bevatten. Daarom moet het voor u zo zijn, dat u er volkomen van overtuigd bent dat niet alleen ú bij weldenkende mensen vrij bent van iedere verdenking, maar dat ook wíj ons ervoor zullen inspannen dat, als zich enige verdenking vastgezet zou hebben in de hoofden van bepaalde mensen, u daar van dag tot dag minder door gehinderd wordt. Wees er verder van overtuigd dat ik voor u altijd iemand zal zijn die liever wil dat u in werkelijkheid dan op papier ondervindt hoeveel achting hij heeft voor u en uw werk. Het ga u goed. Worms, 5 april 1521