De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |
1196 Aan [Vincentius Theoderici]
| |
[pagina 192]
| |
staart had ingespoten, weer naar zich toe; ook loopt niemand gevaar behalve wie getroffen is. Maar hier is het zo dat degene die je eenmaal geraakt hebt met je giftige tong, niet kunt genezen; en het kwaad grijpt ver om zich heen, omdat de besmetting steeds meer mensen te pakken krijgt. Toen je gedrag ondanks mijn goede raad verslechterde, dreef christelijke naastenliefde me ertoe naar je kamer te gaan, iets wat niet mijn gewoonte was, zoals je ook toegaf. Ik gaf je onder vier ogen de openhartige, maar toch liefdevolle raad om die welbespraaktheid van je in een andere richting te buigen en voor iets beters te gebruiken. Dat gesprek maakte je duidelijk met hoeveel bewijzen ik je logge en werkelijk beschamende onwetendheid kon aantonen. Niettemin ging je volledig op in het aanwijzen van mijn gevaarlijke dwalingen, waarbij je me zelfs van ketterij beschuldigde, terwijl je niet eens begreep wat ik had geschreven. De situatie was namelijk zo hopeloos geworden, dat X gedwongen werd iets te doen aan de gevaarlijke toestand waarin de christelijke godsdienst zich bevond. Immers, toen ik ter verontschuldiging van Thomas,Ga naar voetnoot4. ja, zelfs om hem te prijzen, had geschreven dat hij het niet verdiende in die tijd geleefd te hebben, waarmee ik vanzelfsprekend bedoelde dat zo'n begaafd iemand het had verdiend in een gunstiger tijd te leven, nam je overal hemel en aarde tot getuige, dat ik zo'n belangrijk kerkleraar, en nog wel een die heilig is verklaard, maar vooral een van de dominicaanse regel, een onwaardig man had genoemd. Ergens anders had ik, met de bedoeling de lasterzucht groter voor te stellen, het voorbeeld van een schotschrift aangevoerd, dat als het ware een halsmisdaad is, om door vergelijking te laten zien wat een ernstig vergrijp het is samen te zweren om de reputatie aan te vallen van iemand die dat niet verdient.Ga naar voetnoot5. Jij dacht dat ik een schotschrift goedkeurde; alsof iemand werkelijk doodslag goedkeurt die, met de bedoeling de mensen af te houden van overspel, beweert dat dit onder bepaalde omstandigheden erger is dan moord. Ik had enkele plaatsen bij Augustinus en Chrysostomus aangevoerd,Ga naar voetnoot6. waar zij de Moedermaagd blijkbaar menselijk gevoel toeschrijven, dat iets van zonde nabijkwam. Daarbij had ik opgemerkt: ‘En wij maken haar volledig vrij van elke zonde’, natuurlijk bedoelend dat wij haar ten onrechte vrijmaken van de erfzonde, als zij haar naar waarheid een door haar begane zonde toeschrij- | |
[pagina 193]
| |
ven. Jij vatte het op alsof ik bepaalde dat de Moedermaagd vrij was van de smet van de eerste ouders. Als ik dat had gedaan, was er niets aan de hand: die opvatting is immers gunstiger en komt mij beslist waarschijnlijker voor. Maar intussen begreep je niet, scherpzinnig als je bent, dat ik eerder andersom redeneerde. Hier aanvaardde je meteen mijn rechtvaardiging en zou je me zelfs vergeven als ik was afgeweken van het oordeel van de kerk, mits ik de zienswijze van Thomas had onderschreven. Ik had uit de commentaren van Thomas een passage geciteerdGa naar voetnoot7. waar hij de opvatting van hen die ontkennen dat bij de eucharistie het waarlijke lichaam van Christus aanwezig is, ketterij noemt, maar de zienswijze van hen die ontkennen dat Christus consacreerde met de woorden ‘Dit is mijn lichaam’, weliswaar weerlegde, maar het een dwaling noemde, geen ketterij. Ik voegde er even later aan toe dat het mij in totum (over het geheel genomen) verstandiger leek als de kerkelijke leiders over deze zaken, die niet aangetoond konden worden met onbetwistbare getuigenissen uit de Schrift of deugdelijke argumenten, geen uitspraken deden alsof ze wilden dat hun opvatting voor een orakel werd gehouden. Jij was van oordeel dat daarin een groot gevaar school; immers, door een vergissing als gevolg van je gebrekkige kennis van het Latijn vatte je de woorden ‘over het geheel genomen’ op als ‘met betrekking tot beide gedeelten die voorafgingen’, terwijl in het Latijn in totum ‘in het algemeen’ betekent, dat wil zeggen niet alleen met betrekking tot dit onderwerp, maar ook met betrekking tot andere vergelijkbare; vergelijkbaar natuurlijk met het tweede gedeelte waarover het toen ging, dat niet met argumenten of onbetwistbare getuigenissen aangetoond kan worden. Jij had er eigenhandig in de marge bijgezet: ‘Merk op hoe verderfelijke dingen hij hier schrijft over een zaak waarover de kerk zich zo vaak heeft uitgesproken’, natuurlijk om aan te geven dat ik de waarlijke aanwezigheid van het lichaam ontkende. Toen ik me erover beklaagde dat je zoiets lasterlijks neerschreef bij een plaats die je gelezen maar niet begrepen had, antwoordde je, werkelijk heel gevat, dat je het recht had in je eigen boek te schrijven wat je wilde. Alsof anderen niet hetzelfde recht hebben op papier te zetten waar ze zin in hebben; alsof mensen die aangeklaagd worden wegens een schotschrift, voor het gerecht worden gedaagd omdat ze in andermans boeken schreven! Toch beviel deze geestige reactie je zo goed, dat je die in het laatste gesprek telkens weer herhaalde, volgens het bekende principe ‘wat goed is graag twee of drie keer’.Ga naar voetnoot8. Ik betrapte je in een kort gesprekje op deze evidente stommiteiten, terwijl jij er zelf mee kwam aandragen alsof je iets prachtigs en onweerlegbaars had gevonden. En ik twijfel | |
[pagina 194]
| |
niet of je was met nog veel grotere stommiteiten komen aandragen, als ik er niet de voorkeur aan had gegeven je als een vriend terecht te wijzen in plaats van je als een sluwerd uit de tent te lokken. Maar toch was je gedrag tot nu toe zo, dat het zelfs de hechtste vriendschap had kunnen verbreken; hoewel ik geen enkele band met jou heb behalve die van een christen met een christen, vergold ik evenwel al die kwaadwilligheid met gedienstigheid, in de hoop dat je een keer tot inzicht zou komen. Ik gaf je, als een broer, de serieuze raad om de moeite die je spendeerde aan het bekritiseren van andermans boeken zonder ze begrepen te hebben, te besteden aan het bestuderen van de grammatica en de literatuur; want door gebrekkige kennis daarvan maakte je overal zulke lelijke fouten en zag je dingen niet die zelfs kinderen zien. Ik raadde je aan, als je je ergens aan stoorde, me desnoods in mijn gezicht een berisping te geven, maar me niet bij anderen belachelijk te maken terwijl ik dat niet verdien. Je leek deze raad - meer van een vriend dan van een vleier - niet af te wijzen. Niet lang daarna kwam de bul,Ga naar voetnoot9. die naar men zei gericht was tegen Luther. Hoewel ik het met geen mens daarover had gehad, kwam plotseling je ware aard weer boven en begon je te roepen dat ik me tegen een officieel schrijven van de paus verzette. Vermoedelijk was je daartoe aangespoord door een zeker iemand wiens geest hopelijk niet zo zwart is als zijn mantel wit is.Ga naar voetnoot10. Eigenlijk moest ik je toen al op gezag zelfs van Paulus als onverbeterlijk beschouwen, omdat ik je een- en andermaal vergeefs terechtgewezen had;Ga naar voetnoot11. maar aangezien volgens dezelfde Paulus de liefde alles hoopt,Ga naar voetnoot12. ging ik opnieuw naar je toe en deed mijn beklag bij je zonder aanwezigheid van anderen, wel iets openhartiger, want dat vereiste de zaak, maar toch met goede bedoeling. Je ontkende terwijl ik wist dat het absoluut waar was, en kwam gauw met iets anders, namelijk de brief die ik aan de kardinaal van Mainz had geschreven,Ga naar voetnoot13. waarin ik jullie orde had beledigd. Je gaf zonder blikken of blozen toe dat je de brief niet had gelezen waar je zo boos om was. Geen spoor van terughoudendheid, net als bij die vriend van je, de karmeliet Nicolaus Egmondanus. Nadat hij terechte en onterechte dingenGa naar voetnoot14. over mijn herziene uitgave van het Nieuwe Testament had geroepen, vroeg ik hem, na mijn verhuizing naar Leuven, verschillende keren na het eten of hij mij persoon- | |
[pagina 195]
| |
lijk de plaatsen in mijn werk wilde aanwijzen waaraan hij zich ergerde. De onnozele hals antwoordde dat hij het werk nooit had gelezen. Ik hield mijn mond, in de veronderstelling dat hij althans zoveel van dialectiek afwist dat hij begreep wat ik uit zulke premissen afleidde. Hij had op een manier waar de honden geen brood van lusten staan roepen dat de komst van de antichrist ophanden was, terwijl hij nog nooit had gelezen wat hij veroordeelde! Maar over de brief straks meer; ik houd nu even de volgorde van de gebeurtenissen aan. Nadat ik je op je plicht had gewezen, ben ik weggegaan, met niet al te veel hoop dat je gedrag zou verbeteren, maar toch ook niet geheel zonder enige hoop. Een paar dagen later vertelde Johannes Faber,Ga naar voetnoot15. een medebroeder van je (was het maar zo dat de gelijkenis niet beperkt bleef tot kap en mantel en je ook op het punt van geleerdheid, gedrag en wijsheid zijn evenbeeld was!), hoe hij jou in verband met deze kwestie een waarschuwing had gegeven of liever had terechtgewezen; want ik had hem toevallig over de situatie verteld. Jij antwoordde (als het waar was wat hij zei) dat je voortaan de trouwste vriend van Erasmus zou zijn, als ik je je schuld zou vergeven. Toen de ander daarop had gezegd dat hij mij geen praatjes voor zekerheden wilde verkopen, bevestigde je met een handdruk dat het zou zijn zoals je beloofde. Toen hij mij ervan overtuigd had dat het absoluut waar was, begon hij mij bij de christelijke liefde te bezweren dat ik me zou laten vermurwen en met jou vrede zou sluiten. Altijd bereid tot vriendschap als ik ben, antwoordde ik dat ik niet alleen alles wat er gebeurd was wilde vergeven, maar ook vergeten. Als dit niet de waarheid is, is er in elk geval geen syllabe bij die door mij is verzonnen. Het werd zo verteld door iemand die niet jong meer is, een priester, een theoloog en wel een die op zijn vakgebied behoorlijk onderlegd is, predikant aan het keizerlijk hof, prior van het klooster te Augsburg. Hijzelf mag me tot de grootste leugenaars rekenen, als hier een woord van gelogen is. Hoewel zich van mijn kant niets nieuws voordeed, kwam toch meteen je ware aard weer boven en liet je, of het gelegen kwam of niet, overal je giftige tong los op iemand die met zo vriendschappelijke bedoelingen raad had gegeven en met zoveel mildheid had vergeven. Toen zich in DordrechtGa naar voetnoot16. na je preek een of ander opstootje had voorgedaan en je per rijtuig gauw naar Leuven was teruggegaan, nog niet echt bereid om je leven te riskeren om het geloof, riep je (zo zei men) dat ook dit de schuld was van mij en mijn geschriften. En dat terwijl ik in Dordrecht geen sterveling ken, ja, terwijl ik op dat moment niemand in Holland iets over Luther had geschreven, in positieve of in negatieve zin. | |
[pagina 196]
| |
Omdat je giftige geest dit allemaal nog niet genoeg vond, werd een paar dagen geleden op de dag van St.-Thomas van AquinoGa naar voetnoot17. een jongeman van jouw orde geïnstrueerd om in een fraaie verhandeling de roem van Thomas te vermengen met de slechte reputatie die ik geniet. De jongeman had de rede, of liever de potpourri, uit zijn hoofd geleerd en droeg die als een papegaai voor zonder te begrijpen wat hij zei. Hoeveel hij begreep kun je alleen al hieruit afleiden, dat hij bij het aanhalen van de regel uit Horatius, feriuntque summos fulmina montes (bliksem treft de hoogste bergen),Ga naar voetnoot18. zo luid als hij kon feruntque summos fulmina montes uitgalmde. Verder zei hij tijdens de voordracht illi antistes in plaats van illi antistites,Ga naar voetnoot19. zoals ciconia bij de inwoners van Praeneste conia wordt en arrabo bij dat onontwikkelde personage uit Plautus rabo wordt.Ga naar voetnoot20. En omdat het de anderen niet mocht ontgaan wie er achter dat fraaie toneelstuk zat, stond jij dicht bij het spreekgestoelte, fluisterend dat het feriunt en antistites moest zijn. Wat een opzienbarende en gelukkig uitgevallen lofrede op St.-Thomas! Aan hem wordt welsprekendheid toegeschreven, mij wordt die ontzegd. Wie heeft niet door dat dit je reinste retorica is? Op die manier vergelijkt Plutarchus de Griekse aanvoerders met de Romeinse,Ga naar voetnoot21. op die manier vergelijk je een mier met een kameel.Ga naar voetnoot22. Wat is er schaamtelozer dan dat een jeugdige analfabeet staat te verkondigen hoeveel verstand ik van theologie heb of wat ik voorstel op het gebied van welsprekendheid? ‘X is een uitstekend theoloog, een voorvechter van het geloof, Erasmus heeft geen enkel verstand van theologie. Wat een bedrieger is Erasmus! Hij schrijft parafrasen op de brieven van de apostelen, hij schrijft aantekeningen bij het Nieuwe Testament, hij dient enkele theologen van repliek, terwijl hij zelf van theologie niets afweet.’ Ikzelf maak geen aanspraak op welsprekendheid, zoals ik ook weinig pretenties heb op het gebied van de theologie. Maar ik ben niet zo ontevreden met mijn geleerdheid, mijn beste X, dat ik die zou willen ruilen voor die van jou. Wat jij voorstelt op je eigen vakgebied nog wel, heb je | |
[pagina 197]
| |
zelf voldoende duidelijk gemaakt, toen we jou tijdens disputaties het meeste van het blad hoorden oplepelen, en zelfs dat met moeite, waarbij je antwoord een aantal keren weinig gelukkig was. Jij, een aanhanger van Thomas, viert diens feestdag op dezelfde manier als de inwoners van Lindus vroeger aan Hercules offerden,Ga naar voetnoot23. of de Grieken aan Bacchus:Ga naar voetnoot24. het ritueel werd niet op de juiste manier voltrokken als het niet met beschimpingen gepaard ging. En dan verbaas je je achteraf dat verstandige huisvaders en welgestelde moeders hun kinderen niet naar jullie orde sturen, waar ze op jonge leeftijd dit soort trucs leren met jou als docent en leren kwaad te spreken over hun naaste nog voordat ze kunnen spreken. Als Thomas zo heilig is als jullie willen dat hij lijkt, is er geen twijfel mogelijk dat hij een hekel heeft aan onheuse kritiek, iets wat verafschuwd wordt door God en ieder vroom mens; als jullie denken dat hij behagen schept in dergelijke lofredes, waarin hijzelf op zo'n manier wordt geprezen dat er niets overblijft van de reputatie van een medemens, hebben jullie ontegenzeggelijk een zeer lage dunk van hem. Terwijl de andere toehoorders met geroffel van hun voeten lieten blijken dat deze goddeloze vertoning hun niet aanstond, voelden jij en je leerlingen, die de godsdienst van het evangelie uitdragen, geen schaamte. Nee, jullie lachten elkaar toe alsof het een geslaagde actie was, ook voordat die papegaai van jullie die schitterende en weldoordachte rede uitsprak, want iedereen moest natuurlijk weten dat dit volgens een gezamenlijk plan gebeurde. Je bent boos over het feit dat ik ergens afwijk van Thomas; waarom ben je niet bozer over het feit dat ik ergens van Hieronymus, van Ambrosius, van Augustinus afwijk? Als Thomas' reputatie beschadigd is, omdat ik een andere mening heb dan hij, waarom red je zijn eer niet liever door mij te weerleggen? Dat doe je niet, waarmee je duidelijk genoeg aangeeft dat je het niet kunt. Hoe durf je te roepen dat iemand niets van theologie weet die op verschillende plaatsen meer weet dan Thomas zelf, die volgens jullie zo ver voorop loopt dat anderen pas op lange afstand volgen! Omdat je dit keer dus niet verborgen wilde houden dat jij de regisseur van dit stuk was, is er voor niemand twijfel mogelijk op wiens instigatie jouw medebroeders zo tekeergingen tijdens openbare preken, als interpreten van de Zotheid en de Antibarbaren, verkondigers van hun eigen dwaasheid terwijl ze die van mij aan de kaak willen stellen. | |
[pagina 198]
| |
Nu kom ik terug op de brief aan de kardinaal.Ga naar voetnoot25. Die heeft bij jou zoveel irritatie gewekt, dat je nu anders dan daarvoor, toen je alleen aan tafel en op schepen en wagens kletspraat over mij verkocht, als een uitzinnige overal jezelf speelt, zelfs met geheime helpers, alsof jij, als het op kwaadspreken aankomt, niet tegen heel wat mensen opgewassen bent! Ten eerste, waar anders gaat het in die hele brief om dan dat Luther beter in de goede richting kan worden gebogen dan verdelgd, dat hij beter kan worden weerlegd dan met samenzweringen onderdrukt, dat het beter is de mensheid te onderrichten dan enkel te dwingen? Uitgangspunt daarbij was de waardigheid van het beroep van theoloog, de waardigheid van de paus van Rome, de vrede binnen de christenheid. Op dat moment had de paus nog niet ingegrepen en zijn gezag laten gelden. Ook wist ik waar bepaalde lieden, die niets najagen behalve de alleenheerschappij, naartoe wilden. Daarom waarschuwde ik de vorst, die mij welgezind is en door wie ik goed behandeld ben, in een verzegelde brief, dat zijn gezag door niemand misbruikt mocht worden. Ik weet niet of degenen die die brief openbaar maakten kwade bedoelingen hadden, maar het heeft me in elk geval geen goed gedaan. Ik zou niet geschroomd hebben zulke raad aan paus Leo in eigen persoon te geven, als zich een gelegenheid had voorgedaan, en ik twijfel niet, of hij had er gunstig over geoordeeld. De werkelijkheid zelf laat in elk geval zien dat het geen domme of zinloze raad was, en ik ben bang dat we dat hierna steeds meer gaan inzien. Maar daar maakte je je weinig druk om. Wat jou ondraaglijk voorkwam, was dat ik jullie orde ter sprake bracht en Bern noemde.Ga naar voetnoot26. Want ik kon een glimlach niet onderdrukken toen je zei dat jullie orde zoveel jaar had standgehouden, alsof ik op het punt stond die omver te werpen! Wat mij betreft zal je orde blijven bestaan en zelfs bloeien tot aan het einde van de wereld. Werd soms de reputatie van de gehele orde beschadigd, omdat ik had geschreven dat er bepaalde lieden zijn die de alleenheerschappij najagen? Jullie zijn met zoveel duizenden kloosters, met ontelbare tienduizendtallen mensen; moeten ze allemaal de wapens opvatten als iemand bij gelegenheid zijn beklag doet over een enkeling van die gemeenschap? Als iemand vaststelt dat een priester heeft doorverteld wat tijdens de biecht is gezegd, en hij een vriend waarschuwt dat hij niet blindelings iedereen moet vertrouwen, omdat gebleken is dat niet iedereen zich aan het biechtgeheim houdt, moeten ze allemaal gaan roepen dat hun reputatie is beschadigd? Wat ik had geschreven is niettemin geen geheim, integendeel, het is overal bekend en het is een algemene klacht. Dat ik verder SavaronellaGa naar voetnoot27. en het schandalige gebeuren in | |
[pagina 199]
| |
Bern vermeldde, was niet om de orde gehaat te maken, zoals ik daar ook nadrukkelijk zeg, en het was niet op een lelijke toon of met veel omhaal; maar het was nodig gezien het onderwerp dat ik toen behandelde. Wat zou er echter gebeurd zijn, zelfs als ik het bij gelegenheid vermeld had? Was de wereld gedoemd tot onwetendheid als juist ik als enige had gezwegen? Het wordt anders als je geen enkele groep ter sprake mag brengen. Maar jullie zelf vallen openlijk en ongeremd vorsten, magistraten, bisschoppen en abten aan, soms zelfs op een opstandige toon, en jullie vinden het onredelijk dat iemand jullie om die reden aanklaagt, omdat jullie de zaak hekelen en personen met rust laten. Tegen niemand varen jullie liever uit dan tegen pastoors, die waken over de kudde van de Heer. Het is een paar dagen geleden dat een monnik te Antwerpen (ik zal de orde sparen),Ga naar voetnoot28. die van de magistraten de raad had gekregen het evangelie te verkondigen en zich te onthouden van luidruchtige stemmingmakerij, tijdens een openbare preek zei: ‘Ik krijg de opdracht het evangelie te prediken; maar dat kun je horen van jullie parochiepriesters, al hebben ze een dag ervoor met een regelrechte prostituee geslapen.’ Ze permitteren zich deze even obscene als stemming makende uitspraak en hebben niet het idee dat ze mensen met een functie hebben beledigd die ontwijfelbaar door Christus is ingesteld. En jij overweegt een aanklacht wegens majesteitsschennis als iemand bij gelegenheid een predikheer of karmeliet ter sprake brengt? Als er een naam ontzien moest worden, dan was het wel die van christen; en het is belangrijk dat goddelozen geen kans krijgen ons onze ondeugden voor te houden. De christelijke geschiedschrijving legt niettemin de schanddaden van christenen vast en onthoudt zich daarbij zelfs niet van namen. Waarom verscheuren nonnen niet de boeken van Hieronymus, omdat hij op die manier de ondeugden van maagden beschrijft?Ga naar voetnoot29. Waarom verscheuren bisschoppen niet de boeken van Cyprianus, die zo hevig uitvoer tegen de bisschoppen uit zijn tijd en hun het verwijt maakte van schandelijke winzucht waarbij zelfs woeker niet geschuwd werd?Ga naar voetnoot30. Of zal het, zoals men ooit bepaalde goden zelfs niet mocht noemen, niet geoorloofd zijn over predikheren of karmelieten te spreken behalve met een betuiging van respect? Die leerling van je zei dat het, al was het waar, toch om de goede naam van de orde verzwegen had moeten worden; hoe komt het dan dat bepaalde lieden, die vinden dat hun orde zoveel respect verdient, in het openbaar leugens vertellen over anderen, die ze met naam en toenaam noemen? Ik zou met een groot aantal voorbeelden kunnen aantonen dat ik de waarheid spreek. Terwijl ik op zoveel manieren word uitgedaagd, heb ik nergens in mijn werk | |
[pagina 200]
| |
de naam van een predikheer of karmeliet laten vallen. Ik voel zelfs meer sympathie voor de orde van de predikheren dan voor de andere, alleen al hierom dat ze minder gebukt gaat onder ceremoniën. Ik zal zelfs tegenover jou volhouden dat ik de ware predikheren niet minder goedgezind ben dan jij, hoewel je zweert bij de woorden van Thomas. Evenmin ben ik zo onbillijk dat ik de orde de fouten aanreken die deze of gene maakt. Dat gaat zelfs zover, dat ik geregeld degenen spaar door wie ik op buitengewoon onaangename wijze ben geprovoceerd, om de orde te ontzien, die daar niets aan kan doen, in de overtuiging dat wat die lieden doen wordt afgekeurd door ieder respectabel lid van de orde. En toch wordt het door zovelen gedaan en zo straffeloos, dat een argwanend persoon zou kunnen denken dat het in opdracht van vooraanstaande mensen gebeurt. En denk je nu nog steeds dat ik een tegenstander van de orde ben, terwijl ik die op een waarachtiger wijze goedgezind ben dan jij en je medebroeders? Of heb je meteen de eer van je orde gered als je mij te schande hebt gemaakt, of die wit gemaakt als je mij zwart hebt gemaakt? Als je werkelijk je orde wilt aanbevelen bij alle weldenkende mensen, zorg dat ze diezelfde gaven terugkrijgt waardoor ze eens is ontstaan, zich heeft verbreid en zich bij de wereld heeft aanbevolen: een zuivere levenswijze, ongeveinsde vroomheid, verachting van de wereld, de evangelische leer, christelijke zachtmoedigheid. Wie deze dingen nastreeft, krijgt van iedereen steun, applaus en goede wensen. Maar wat wórden er telkens opnieuw voor schandelijke dingen over jullie rondverteld! Wat een klachten, wat een misdrijven komen ons overal ter ore! Waren ze maar verzonnen, of waren ze in elk geval maar ongeloofwaardig! Hoe weinig behoefte ik zelfs heb om welke orde dan ook in opspraak te brengen, zal alleen het volgende je al duidelijk kunnen maken. De uitnemende vorst Hermann, graaf van Neuenahr, was razend op jullie, omdat hij ten onrechte was aangevallen in een geschrift van Jacob van Hoogstraten. Als hij had volhard in zijn toorn, had de zaak wel eens flinke gevolgen voor jullie orde kunnen hebben. Ik heb in een zorgvuldig opgestelde brief geprobeerd mijn vriend ertoe over te halen het geschil te laten voor wat het was. Het was zijn werkelijk edele zachtmoedigheid die ervoor heeft gezorgd dat hij dat ook inderdaad heeft gedaan. Hermannus Buschius, een geleerd en welbespraakt man, had mij verteld dat hij met een werk bezig was dat, zoals ik zelfs uit de titel kon opmaken, zich behoorlijk scherp zou uitlaten over jullie orde.Ga naar voetnoot31. Ik heb er bij hem flink op aangedrongen dat hij zijn plan zou wijzigen; het werk is verschenen, maar wel herzien en beheerster van toon, zelfs met een andere titel. Er is iemand andersGa naar voetnoot32. die zoveel talent heeft op | |
[pagina 201]
| |
het gebied van de welsprekendheid en de geleerdheid, dat ik voorspel dat al wat hij zal schrijven, beslist zal voortleven. Hij was begonnen de vreselijke schanddaden van de predikheren en karmelieten op papier te zetten. Ik heb niet gerust totdat ik de man op andere gedachten had gebracht, enerzijds omdat ik het onredelijk vond dat de fouten van dezen en genen werden gebruikt om de orde te schande te maken, en anderzijds omdat het naar mijn oordeel geen nut had als de wereld met zulke verhalen werd besmet. Er zijn immers bepaalde misdrijven waarvan het niet verstandig is dat erover bericht wordt, zoals onnatuurlijke vormen van wellust, betovering, vergiftiging, waarzeggerij en meer van dat soort, die mensen zoals jullie soms leren kennen door de biecht en die sommigen zelfs nadoen. Je ziet, mijn beste Vincentius,Ga naar voetnoot33. hoe vijandig mijn houding ten opzichte van jouw orde is. Maar je zult misschien aanvoeren dat het allemaal verzonnen is; ja, er zijn nog genoeg mensen in leven om me te weerspreken. En toch zal het nageslacht inzien dat ik minder dan de waarheid zeg, wanneer de brieven zijn uitgegeven die nu door vrienden worden achtergehouden. Je klaagt evenwel dat hier en daar een enkeling terugschrok voor jullie levenswijze na lezing van mijn boeken, en dat het ook nog om gegoede lieden ging. Ik weet niet of dat waar is. Misschien zijn ze na een nadere beschouwing van de levenswijze van sommigen van gedachten veranderd, omdat ze zagen dat het gedrag niet in alle opzichten beantwoordde aan het kleed dat ze dragen; dat dit onlangs hooggeplaatste en uiterst respectabele mensen is overkomen, is te bekend om nog verteld te hoeven worden. Toegegeven, op verschillende plaatsenGa naar voetnoot34. wijs ik erop dat een zeer gering deel van de godsdienstigheid is gelegen in voedsel, kleding of vergelijkbare ceremoniën, dat het belangrijkste deel is gelegen in gezuiverde verlangens en blijken van naastenliefde. De heiligste belofte is die welke we afleggen tegenover Christus bij de doop; we moeten vooral doen wat van ons allemaal wordt gevraagd. Wie dat doet, heeft weinig reden om een andere gelofte te begeren. Ik heb jonge mensen gewaarschuwdGa naar voetnoot35. zich niet blindelings in het labyrint van een dergelijke levenswijze te storten voordat ze zichzelf hebben leren kennen en ook begrijpen waarin de ware godsdienstigheid is gelegen. Ik heb lieden veroordeeld die zee en land rondtrekken om wie ze maar kunnen in hun netten te verstrikken, om de winst of om de eer of om een andere reden die nog schandaliger is dan de genoemde. Als iemand door dergelijke waarschuwingen voorzichtiger is geworden en er bijtijds van afzag, spijt me | |
[pagina 202]
| |
dat eerlijk gezegd in het geheel niet. Als iemand door mijn werk vervreemd was geraakt van Christus, zou ik, om de waarheid te spreken, ontroostbaar zijn en mijn eigen boeken haten. Maar als iemand afzag van een levenswijze waarvan hij spijt had gekregen zodra hij eraan begonnen was, heb ik geen reden om te treuren; en het was ook jullie taak nadrukkelijk de dingen onder de aandacht te brengen waar ik op gewezen heb. Want als jullie rechtschapen mensen zijn, willen jullie er, naar ik mag aannemen, liever minder, maar die werkelijk vroom zijn, dan veel, ongeacht hun hoedanigheid - om het nu maar even hierbij te laten. Ik heb liever dat tien mensen er door mijn waarschuwingen terecht van afzien, dan dat er één door mijn toedoen ten onrechte verstrikt raakt. Als dit er bij iedereen ingehamerd was, zouden er wellicht minder zijn die met hun gedrag hun gelofte te schande maken; en dan zouden we niet overal zoveel mensen vergeefs horen klagen dat ze zich hebben laten halsteren. Misschien zou zelfs jij niet tot deze orde behoren, maar in plaats van boeken de ploegstaart hanteren, of iets anders dat meer bij je aanleg en lichaamsbouw past. Als jullie zo veel mogelijk mensen naar jullie groep willen lokken, moeten jullie ervoor zorgen dat jullie manier van lopen, oogopslag, taalgebruik, gedrag, handelen, tekenen van ware godsdienstigheid vertonen. Het moet zo zijn dat we overal verhalen horen hoe jullie te midden van luxe soberheid betrachtten, hoe jullie genot dat voorhanden was resoluut afwezen, hoe jullie vroomheid boven gewin lieten gaan, hoe jullie Christus' glorie belangrijker vonden dan die van jullie, hoe jullie met christelijke zachtmoedigheid onrecht verdroegen, hoe jullie iemand die dat niet verdiende overstelpten met vriendelijkheden, hoe jullie omwille van de waarheid het ongenoegen van rijke mensen en vorsten riskeerden. Jullie moeten zorgen dat iedereen die met jullie in gesprek raakt, daarna als een beter mens weggaat; dat iedereen die met jullie de maaltijd gebruikt, een voorbeeld van soberheid meekrijgt; dat iedereen die met jullie onderhandelt over een of andere aardse aangelegenheid, merkt dat jullie beter zijn dan de massa, minder hebzuchtig, minder kieskeurig, minder huichelachtig, minder ontrouw. Kortom, laten de mensen overal die evangelische eenvoud herkennen, zowel in jullie daden als in jullie woorden. Ik heb geen zin om nu uiteen te zetten hoeveel de gebruikelijke berichten over jullie hiervan verschillen. Dat zou verhuld kunnen worden, als bepaalde lieden zichzelf niet zouden verraden bij openbare preken. Of denken jullie soms dat het volk nergens gevoelig voor is? Of baseer je je oordeel over iedereen soms op de geestelijke vermogens van jou en anderen zoals jij? Zelfs het gewone volk beschikt over enige wijsheid, door aanleg, door ervaring, door contact met geleerden en door het lezen van boeken. Wat voor gedach- | |
[pagina 203]
| |
ten komen volgens jou bij de mensen op, wanneer ze zien hoe een theoloog, die opvalt door zijn gewijde kleding, op een gewijde plaats, vanaf de preekstoel vanwaar men de evangelische leer verwacht, met ongebreidelde haat en giftige tong tekeergaat tegen de goede naam van een naaste, met ogen die vuur schieten, met schuim op de lippen, met bulderende stem, terwijl zijn hele lichaamshouding jaloezie en vijandigheid uitstraalt? Als ieder woord waar was van wat ze zeiden, dan nog is het volk slim genoeg om door te hebben dat het niet op de juiste plaats wordt gezegd; het heeft heus wel door dat zulke vijandige uitspraken niet uit een vroom hart komen. Het gevolg is dat men hun minder geloof schenkt, zelfs als ze op de goede manier onderrichten. Wie vertrouwt immers iemand die evident zichzelf niet in de hand heeft, maar een slaaf is van zijn emoties? Wat dan wel niet wanneer ze, wat niet zelden voorkomt, evidente leugens horen? Want zover laten sommigen zich door hun blindheid meevoeren. Als jullie eens het onderlinge gemopper van vrouwen en ook mannen konden horen, mensen die heel wat wijzer zijn dan zulke predikanten! ‘Wat?’ zeggen ze, ‘Komen we daarvoor naar de kerk, om aan te horen waarover deze of gene boos is op een ander? Wij laten onze bezigheden thuis in de steek en komen hierheen om Christus tot ons te horen spreken uit het hart van de priester, om als betere mensen terug te keren naar huis, om iets van de heilige leer, iets van weldadige troost mee naar huis te nemen: en dan leren we in de kerk de reputatie van onze naaste onderuit te halen en gaan we naar huis met voedsel voor haat, jaloezie en onheuse kritiek! Tijdens het eten, bij de haard wordt de strijd hervat, omdat de meningen uiteenlopen. Waarom zouden we iets in de kerk gaan halen waar we thuis meer dan genoeg van hebben? Waarom wordt ons telkens weer verteld dat er lieden zijn die het Magnificat verbeteren, die het gebed des Heren verbeteren,Ga naar voetnoot36. die het evangelie van Johannes verbeteren?Ga naar voetnoot37. Als daar iets mee aan de hand is, waarom verbeteren ze dat dan niet zelf in onderling overleg, in plaats van ons op te roepen tot steniging, in plaats van twist te zaaien onder eensgezinden? Wij voorzien in hun onderhoud met de bedoeling dat zij ons sterken in het geloof: en dan worden we door hen aan het twijfelen gebracht! We voorzien in hun onderhoud met de bedoeling dat wij door hen onze slechte gewoonten afleren en kennismaken met de evangelische leer: en dan laten ze ons kennismaken met het allerslechtste wat er bestaat: het gif van onheuse kritiek, verspreid door de tong! Als het zulke mensen zijn, vertrouw ik mijn kinderen niet aan hun hoede toe, vertrouw ik hun mijn hartsgeheimen niet toe. Want je kunt er niet van op aan dat ze zich aan het biechtgeheim hou- | |
[pagina 204]
| |
den; en mensen die zich niet door oordeel laten leiden en zich laten meeslepen door blinde emoties, zijn geen goede raadgevers.’ Dit horen we, mijn beste X, dagelijks, zelfs uit de mond van schippers, van voerlui, van onnozele vrouwtjes. Er is geen weldenkend, verstandig man of hij ziet in dat hun klacht volkomen gerechtvaardigd is. De uitkomst is in zoverre precies omgekeerd, dat jullie, terwijl jullie andermans reputatie aanvallen, die van julliezelf beschadigen. Wat levert dit soort kletspraat jullie voor winst op behalve het ongenoegen van ieder respectabel mens? Hoeveel niet te versmaden vriendschappen heeft dit drieste optreden jullie gekost? En dat zullen er nog meer worden, als jullie niet tot bezinning komen. Kijk om je heen en zie of er soms een geleerd of rechtschapen man te vinden is die een voorstander is van een dergelijk driest optreden! Dat heb je met onheuse kritiek: zelfs als die kritiek geloofwaardig overkomt, heeft de toehoorder toch een lagere dunk van degene die de kritiek uitte. Zo heeft een vorst ook een hekel aan een verrader, ook al vindt hij dat degene die verraden werd het verdiende bedrogen te worden. Maar dit soort senaatsbesluiten komen bij jullie op bij de wijn, en vervolgens denken jullie dat de hele wereld goed zal vinden wat goedgevonden werd door twee of drie die met elkaar aan het drinken waren. Jullie hebben een zeer lage dunk van het mensdom als jullie denken dat iedereen hiermee zal instemmen. De mensheid is nog niet zo doof geworden voor alle natuurlijke gevoelens en heeft zich nog niet zover ontdaan van iedere hang naar evangelische vroomheid. Als jullie in alle openheid, in alle vrijheid de waarheid van het evangelie zouden verkondigen en de bewezen dienst tot haat zou leiden, was Christus' vertroosting op jullie van toepassing: ‘Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten’.Ga naar voetnoot38. Nu raakt ieder respectabel mens van jullie vervreemd door jullie slechte gedrag. Dit alles was bij je opgekomen, X, als je te rade had willen gaan bij de rede in plaats van de haat. Je gaat de kloosters langs, zelfs die van de kartuizers,Ga naar voetnoot39. en na een gastvrije ontvangst ben je verplicht - want ze verwachten dat - om op jouw beurt voor de dag te komen met iets wat je bent tegengekomen bij de gewijde studie die je beoefent, bij die momenten van stille meditatie, wanneer theologen (zo denken de anderen) telkens weer met God spreken - iets wat bij hen de liefde voor het hemelse leven zal aanwakkeren, wat hen zal vervullen van geestelijke troost, wat een zaadje als het ware, een vonkje van de evangelische naastenliefde zal achterlaten. Op zo'n moment begin jij, een priester, predikheer, theoloog, een verhaal over Erasmus, een mengeling van waarheid en leugens, waarbij je ongegeneerd opdist wat over zijn posi- | |
[pagina 205]
| |
tie, zijn levenswijze en zijn kennis verzonnen of gezegd kan worden. Evenmin onthoud je je van onheuse kritiek, zelfs wanneer je aan de gezichten ziet dat het bij iedereen tot ontstemming leidt, ja, zelfs wanneer je hoort dat iedereen protesteert. Wat zullen die vrome vaders wel niet van jou denken wanneer ze dat allemaal horen, en hoe zullen ze onder elkaar klagen? Mijn positie is zodanig dat ikzelf er met recht veel over te klagen heb en dat ook geregeld doe. Maar niemand is bij machte zelf zijn lot te veranderen. Ook vind ik het lovenswaardiger ondanks een onwillige fortuin op te klimmen tot deugdzaamheid en haar zelfs af te wijzen als ze je toelacht, dan wanneer mij een aanzienlijke positie in mijn slaap ten deel was gevallen.Ga naar voetnoot40. De kans ontbrak niet en evenmin was ik onbekend met de manier waarop men zich een betere positie verwerft, als ik die had willen kopen voor een zo hoge prijs als veel mensen om mij heen ervoor betalen. Ook zeg ik niet dat mijn leven vrij is van alle fouten die denkbaar zijn, vooral het leven dat ik op jonge leeftijd leidde. Ik schrijf mijzelf zeer weinig kennis toe, ook al vind ik het niet goed dat jij en anderen zoals jij optreden als beoordelaars van mijn kennis. Jij denkt me verschrikkelijk te beledigen als je me een redenaar of dichter noemt. Ik wijs voor mijzelf beide benamingen af, maar mensen die weten wat een voorraad kennis, hoeveel vernuft, hoeveel welsprekendheid dichters en redenaars bezitten, denken dat dergelijke uitspraken eerder bij varkens dan bij mensen passen. Jullie mogen zoveel als jullie willen neerkijken op de ‘poëtrie’,Ga naar voetnoot41. waar jullie zo onbekend mee zijn dat jullie zelfs de juiste benaming niet weten; uit hetzelfde blok hout zou je eerder twee uitmuntende thomisten kunnen maken dan één draaglijke dichter of redenaar. Maar zoiets als dit komt niet over bij mensen die zich de woede van alle Muzen op de hals hebben gehaald. En toch, als je de uren die verloren gaan met het belachelijk maken van je broeder zou besteden aan het lezen van goede schrijvers, of in elk geval aan het lezen van de boeken van Ambrosius, Hieronymus en Augustinus, zou je minder tevreden zijn over je eigen kennis en minder ontevreden over die van een ander. Ook ik zou onderzoek kunnen doen naar jouw positie, naar jouw levenswijze en kennis, ik zou kunnen naspeuren of je wellicht ergens de tafel ondergekotst hebt, een non verkracht hebt of ooit op jonge leeftijd enige andere schanddaad hebt uitgedacht of zelfs nu aan het uitdenken bent. Maar God verhoede dat ik zover zou afdwalen van de leer van Christus; God verhoede dat ik zozeer alle christelijke schroom zou afleggen, en zou doen wat zelfs heidenen die een beetje meer verstand hebben niet doen. Bepaalde lieden wrijven mij zonder blikken of blozen aan dat ik een al te scherpe pen heb. Maar mensen met ver- | |
[pagina 206]
| |
stand en een zuiver oordeel erkennen dat sinds eeuwen niemand op een gemener manier werd aangevallen dan Erasmus en toch niemands pen minder rood van het bloed was, en dat geen ander op een beschaafder manier de menselijke ondeugden hekelde en namen en personen ontzag, ook al werd mijn naam en persoon door velen niet ontzien. Als je mij aanvalt omdat ik jullie orde beledigde, dan geef je daarmee in de eerste plaats toe dat je je laat meeslepen door wraakzucht en niet laat leiden door de rede, terwijl het bij je gelofte hoort zelfs wandaden met weldaden te beantwoorden. Daarnaast koos je de verfoeilijkste soort wraak van allemaal, die zelfs beneden de waardigheid van mannen is. Die heidense aanvoerder sloeg iemand met een stok omdat hij over de vijand kwaadsprak, terwijl hij betaald werd om te vechten.Ga naar voetnoot42. En jij hebt geen ander wapen dan een kwaadsprekende tong, waar boosaardige vrouwen op vertrouwen? Als het gaat om het schrijven van heilzame boeken, kun je geen pen vasthouden, als het gaat om het prediken van de filosofie van Christus, ben je je tong verloren, als het gaat om boosaardige kritiek op Erasmus, ben je welbespraakt en zit je niet om woorden verlegen. En intussen volg je Saulus na, de Saulus van voor zijn bekering: je helpt en bemoedigt anderen die Erasmus in hun preken stenigen.Ga naar voetnoot43. En wat het nog schandaliger maakt, is dat jullie om persoonlijke gevoelens af te reageren misbruik maken van de godsdienst en het gezag van de evangelische preek, en liever hemel en aarde dooreen willen mengen met vuur, dan niet toe te geven aan jullie wraakgevoelens. Maar dat getuigt slechts van goddeloosheid; het getuigt ook nog van onverstand, dat jullie in een poging mij een schram toe te brengen de eigen reputatie een veel ernstiger wond toebrengen. Ik weet dat sommige mensen gunstiger over mij gingen denken, toen ze zagen dat ik jou en je medebroeders zo mishaagde. Van jullie heeft iedereen nu in elk geval een lagere dunk, ongeacht hoe ze over mij denken. Kort geleden bracht je een beleefdheidsbezoek aan die man die werkelijk een theoloog is,Ga naar voetnoot44. die zo kundig is op het gebied van de scholastiek, dat hij in Parijs om niets anders dan zijn wetenschappelijke kennis de eerste plaats verdiende, en toch daarnaast is onderlegd in de literatuur en de talen als hulpmiddelen - iemand volstrekt anders dan jij. Je had zo weinig controle over je haatgevoelens, dat je amper groette en meteen losbarstte in een reeks verwijten aan mijn adres. Waar heb ik dat aan te danken? Omdat hij, wellevend als hij is, de dag ervoor bij mij had gege- | |
[pagina 207]
| |
ten, hoewel bij de maaltijd en ook tijdens het vrij lange gesprek dat ik met hem had, met geen woord over jou is gesproken. Zo heb je, werkelijk heel beleefd, die eerste begroeting met je kwaadsprekerij als voorteken tot een weinig goeds voorspellend begin gemaakt. Het kwam niet bij je op hoe weinig je jezelf geliefd maakte bij twee deskundigen op het gebied van die literatuur waarvan ik altijd een voorstander ben geweest en die ik zelfs enigermate heb bevorderd. Hiermee was je haat nog niet bevredigd. De hele maaltijd heb je gekruid met smakeloze onaangenaamheden, tot zelfs je vrienden er allemaal genoeg van kregen; want ook zij hebben geklaagd dat die brutale en ongebreidelde tong van je op geen enkele manier was in te tomen. Wil je weten wat je bereikt hebt met je drieste optreden? Je hebt die geleerden zozeer van je vervreemd, dat ze zeiden nooit geloofd te hebben dat je zo ongeremd laster en gif spuide, als je niet zelf het bewijs had geleverd. Ik vroeg of ze zelfs mij niet geloofd zouden hebben. ‘Geen mens,’ luidde hun antwoord, ‘had ons daarvan kunnen overtuigen, als hijzelf ons niet metterdaad had overtuigd,’ en ze wensten je alleen meer verstand toe. Zo ging het ook in Antwerpen, toen tijdens een groot feestmaal die geachte jakobijnGa naar voetnoot45. die zijn naam ontleent aan honing, maar niets dan pure gal spuwt, zei dat er geen ergere ketter in deze streken was te vinden dan Erasmus; hoe denk je dat die uitspraak werd ontvangen? Iedereen vond het geraaskal van de man vreselijk, vooral de mensen die mijn boeken hadden gelezen. Maar wie vindt deze uitspraak van jou niet eveneens vreselijk: ‘Luther is een vloek voor de mensheid en Erasmus nog meer, want aan diens borst heeft hij al zijn gif ingezogen.’ Degenen die ons allebei hebben gelezen, kunnen slechts concluderen dat jij van alle mensen op de wereld de meest schaamteloze leugenaar bent, de meest drieste kwaadspreker en de dolzinnigste woesteling. Ja, zelfs mensen die je niet kennen en die je op schepen of wagens horen discussiëren over het katholieke geloof, vragen wie die dominicaan is met dat welgedane gezicht, die sardonische lach, dat krachtige stemgeluid, maar die dwaze tong, die zo makkelijk woorden vindt om Erasmus te belasteren? Kon je maar eens horen wat op zo'n moment de reacties zijn, en jezelf in je eigen kleuren afgebeeld zien! Ik ben in jouw ogen een vijand van je orde, terwijl ik waarschuw op welke punten men aan de waardigheid van de orde moet denken; jij, die overal met je tong en je gedrag je orde te schande maakt, zonder te letten op tijd, plaats of personen, bent een steunpilaar van de orde. Ik ben in het geheel niet boos op welke groep mensen dan ook, de franciscanen niet, de karmelieten niet, de dominicanen niet, de schippers niet, de voerlui niet, omdat ik weet dat in | |
[pagina 208]
| |
elke groep wel mensen met een goed karakter te vinden zijn. Zoals vroomheid en integer gedrag welgevallig zijn ongeacht mantel of naam, zo wekt schaamteloosheid overal bij weldenkende mensen ongenoegen op. Maar als ik de aartsvijand van jouw orde was, zou ik haar niets ergers kunnen toewensen dan een paar lieden zoals jij. Werkelijk, spreek jij het beslissende woord of wij christenen zijn, jij, die er nooit serieus over hebt nagedacht wat het inhoudt werkelijk een christen te zijn? Overal lopen jullie te koop met je onwetendheid, met gedrag dat weinig strookt met jullie gelofte en met de etter waarvan jullie hart overloopt: en dan komt het voor mijn rekening als de hele wereld een lagere dunk van jullie heeft? Overal zien we hoe jouw medebroeders door leken en zelfs onnozele vrouwtjes worden weerlegd en hoe ze tot hun schande tot zwijgen worden gebracht, zodat ze niets hebben om te antwoorden. En aangezien jullie tekeergaan tegen de levenswijze van anderen, brengen zij op hun beurt de mysteriën van jullie bacchanalen naar buiten - een maar al te dankbaar onderwerp! In Antwerpen was onder de bevolking, een smeltkroes van mensen met allerlei nationaliteiten, door jullie luidruchtige stemmingmakerij bijna een opstand ontstaan, terwijl de magistraat het keer op keer had verboden. Hoeveel bijval voor Luther, hoeveel haat jegens julliezelf hebben jullie hiermee geoogst! Geen enkele vriend heeft door jullie toedoen afstand van mij genomen; door jullie kwaadsprekerij heb ik er zelfs een aantal nieuwe bij. Maar hoe groot is het aantal goede en geleerde mensen dat van jullie afstand heeft genomen! Hoeveel mensen hebben spijt van hun vrijgevigheid jegens jullie! Hoeveel meer achting zou Jacob van Hoogstraten hebben genoten, als hij niemand had aangevallen of als hij niet op zo'n bittere toon had geschreven! Vertel me, hoeveel winst heeft Nicolaus Egmondanus geboekt door al die keren zo onbeheerst, ja, zo dom van alles over mij te roepen? Hoe fraai stond het iemand die priester, theoloog, karmeliet en ook nog een bejaard man is, zulke lelijke dingen te roepen over een werk waarvan hij zelf zei het nooit gelezen te hebben en dat hij wellicht niet zou begrijpen als hij het zou lezen! Geen kind dat niet om hem moest lachen, toen hij telkens in zijn preken op een dwaze manier tekeerging tegen de ‘poëtrie’Ga naar voetnoot46. (want dat woord gebruikt hij), tegen de retorica, tegen de talen, waar zeer geprezen mannen zo vol lof over zijn en waar zij zo om vragen. Hoe fraai past het bij zijn witte mantelGa naar voetnoot47. dat hij als enige, terwijl andere theologen opriepen tot eensgezindheid, liever ruzie wilde!Ga naar voetnoot48. Op de vraag waar hij zich aan stoorde, antwoordde hij dat | |
[pagina 209]
| |
ik mijn Nieuwe Testament had geschreven. Toen hem daarop werd gevraagd: ‘Wat is daar dan mee?’, antwoordde hij: ‘Dan is alles wat wij doen niets waard.’ Dat is nog eens logisch redeneren: natuurlijk is het met de hele theologie gedaan, als er zonder aantasting van de Vulgaat een paar dingen verbeterd of opgehelderd zijn. En dan roept hij dat ik me niet verwaardig op dit soort redeneringen van hem in te gaan, terwijl hijzelf zich niet verwaardigt de ApologieGa naar voetnoot49. te lezen waarin ik alle denkbare tegenwerpingen in deze trant ontzenuw. Het was natuurlijk niet genoeg dat ik voor iedereen had geschreven, ik moet ook nog, alsof ik niets anders te doen heb, hele dagen één voor één met die querulanten, of liever domoren en botteriken in discussie gaan. Wat een fraai staaltje godsdienstigheid was dat, toen hij tijdens een regulier college theologie in het openbaar zei dat ik ruzie maakte met Lefèvre en dat eens zou doen in de krochten van de hel! Hij zag er geen been in zulk gif uit te gieten over Lefèvre, een bejaard man, geleerd en bij iedereen geacht om zijn altijd vrome levenswijze; niettemin had hij er geen idee van waarover ik met Lefèvre van mening verschilde: dat bleek immers uit wat hij zelf zei. Wie uit het publiek was zo'n groot bewonderaar van hem, dat hij niet onaangenaam werd getroffen door zo'n onbeheerste uitval? Iedereen was van mening dat hij niet goed bij zijn hoofd was. Zijn beste vrienden voerden als excuus aan dat het vlak na het eten was toen hij dat had gezegd. Dat kon misschien als excuus gelden voor een pooier, maar niet voor een theoloog. Hoewel hij het misnoegen opwekte van ieder weldenkend mens, kon hij toch niet misnoegd zijn over zichzelf. Werkelijk, hij gaf ook nog in eigen kring een demonstratie van een kameel die danst (zoals dat heet),Ga naar voetnoot50. want toen hij van start zou gaan met de brieven van Paulus, merkte hij op dat Paulus ooit de kerk vervolgde, maar van een wolf een schaap was geworden. ‘We moeten maar bidden dat hetzelfde gebeurt in het geval van Luther en Erasmus.’ Dat is nog eens Attische humor!Ga naar voetnoot51. Leuke opmerkingen (cavillos) die niet veel verschillen van caulis!Ga naar voetnoot52. Hoewel hij overal werd uitgelachen, overal | |
[pagina 210]
| |
werd uitgefloten, liet hij bijna geen enkel college onbenut om mij een veeg uit de pan te geven, en dat deed hij zelfs tijdens preken. Toen hij de bul bekend maakte die tegen Luther was uitgevaardigd,Ga naar voetnoot53. en hij mij toevallig tijdens de preek in het oog had gekregen, liet hij meteen zijn oorspronkelijke onderwerp varen en richtte zijn aanval meer op Erasmus dan op Luther zelf. Hij wist van geen ophouden en van geen maathouden. Af en toe pakte hij de onderbroken preek weer op; hoewel zijn toehoorders elkaar aankeken en zaten te lachen, brak hij niettemin zijn boosaardige preek eerder af dan dat hij tot een afronding kwam, waarbij je aan zijn hele gezicht kon zien dat hij geen controle had over zijn haatgevoelens. Toen ik hierover mijn beklag deed in aanwezigheid van Godschalk,Ga naar voetnoot54. de rector van de universiteit, wierp hij mij briesend van woede zulke verwijten of liever leugens in mijn gezicht, dat BalatroGa naar voetnoot55. nauwelijks tegenover Nomentanus de woorden in de mond zou durven nemen die hier de ene grijsaard, priester en theoloog de andere toevoegde, en dat allemaal in aanwezigheid van de rector van de universiteit. Hij zei dat ik me telkens anders voordeed, een dubbele tong had, achter alle ophef rond Luther zat en van alles verzon; dat ik Luther een plaats in de harten van de mensen heb gegeven en dat ik op vele plaatsen het Nieuwe Testament heb vervalst. Hij zinspeelde erop dat ik gebruik maakte van verzonnen documenten, dat ik de Brieven van geleerdenGa naar voetnoot56. had verzonnen die als eerbewijs aan mij waren gericht, terwijl ik er heel veel uit bescheidenheid achterhoud. Zo kan ik doorgaan. Als een kijvende haaibaai greep hij elk woord direct aan als gelegenheid om mij een verwijt te maken. Ik had toevallig gezegd: ‘Denk je eens in dat het zo is,’ wat bedoeld was als: ‘Stel dat het zo is.’ De man reageerde als door een wesp gestoken: ‘Ik wil me niets indenken; dat is wat jullie doen: jullie denken je van alles in en verzinnen allerlei leugens.’ Ik had het op een bepaald moment over de retorische beleefdheid, waarmee we soms ontkennen dat we iemand | |
[pagina 211]
| |
ergens toe aansporen terwijl we dat toch doen.Ga naar voetnoot57. Het was alsof hij opeens een wapen had: ‘Precies,’ zei hij, ‘Zo is alles wat liefhebbers van de retorica zeggen gelogen, verzonnen en gehuicheld.’ Je kon geen woord zeggen, of hij greep de kans om me een verwijt te maken. Toen hij eindelijk uitgeraasd was en zich genoeg had laten gaan, toen hij mijn gezicht voldoende met laster had bespuwd, kwam hij eindelijk op aandringen van de rector met twee vredesvoorwaarden. De ene hield in dat ik zou herroepen wat ik over de Leuvense theologen had geschreven, en op de manier van StesichorusGa naar voetnoot58. zou schrijven dat de theologen in Leuven eerlijke (sinceres, want dat woord beliefde hem op dat moment),Ga naar voetnoot59. deugdzame mensen zijn. Alsof hijzelf, als ik dat had geschreven, meteen aangezien zou worden voor een ander mens dan hij altijd was! De andere voorwaarde hield in dat ik Luthers opvattingen zou bestrijden. Als ik dat beloofde en de belofte zou nakomen, dan zouden we broeders zijn; als ik het afwees zou hij me voor altijd als een aanhanger van Luther beschouwen. Alsof hijzelf niet volgens dezelfde redenering als een aanhanger van Luther beschouwd moest worden, aangezien hij nergens diens opvattingen heeft bestreden! Een leerling van hem, de prior van Antwerpen,Ga naar voetnoot60. doctor met paarse bonnet, werd ervan beschuldigd op luidruchtige wijze stemming te hebben gemaakt tegen Luther. Hij probeerde zich tegenover de magistraat vrij te pleiten door te verklaren dat hij Luthers boeken niet had gelezen, maar die uitspraken had gedaan op schriftelijke aanwijzingen van de eerwaarde vader Nicolaus Egmondanus. Rond diezelfde tijd hebben de aanzienlijken van het dominicaner klooster zich zo onbehoorlijk gedragen, dat ze ieder fatsoenlijk mens van zich hebben vervreemd. Een van hen zei, terwijl een paar gewone mensen meeluisterden: ‘Ik wou dat ik met mijn eigen tanden Luther de strot kon afbijten! Ik zou niet schromen met het bloed nog aan mijn mond het lichaam van Christus te naderen.’ Is er enig fatsoenlijk mens zo boos op Luther dat hij niet walgt van een priester die dit soort dingen uitbraakt? Ik heb je het verhaal over Standish verteld,Ga naar voetnoot61. die zoveel domheid tentoonspreidde in aanwezigheid van de Engelse koning,Ga naar voetnoot62. een uiterst verstandig ie- | |
[pagina 212]
| |
mand, en de koningin,Ga naar voetnoot63. een zeer wijze vrouw, dat de vorst zich zelfs beschaamd voelde over zoveel dwaasheid in zijn aanwezigheid. Maar wat zou ik zandkorrels tellen?Ga naar voetnoot64. Dagelijks en op tal van plaatsen bedenken zekere medebroeders van jullie dingen die zo dwaas en onbeschaamd zijn, dat als ze die niet zelf in het openbaar aan veler ogen en oren opdrongen, niemand het zou geloven als daarover verteld werd. Door dit soort dingen te doen denken ze zelf dat ze vrome mensen zijn en ze gaan regelmatig naar Christus' heilige tafel; en dan zijn ze achteraf verbaasd dat er mensen van hen vervreemd raken, alsof de wereld alleen bewoond werd door wilde beesten! Hun hele gedrag is zodanig, dat ze kennelijk liever angst inboezemen met boosaardigheid dan zich geliefd te maken met ingetogenheid en vroomheid. Ze hebben onvoldoende in de gaten dat angst beslist geen goede bewaker is van een bewind dat duurzaam wil zijn.Ga naar voetnoot65. Maar laat ik een keer een eind maken aan deze breedvoerige brief. Hoewel ik door jou op zoveel manieren beledigd ben, mijn beste X, zal ik toch, zelf een zondaar die de genade van de Heer heeft ondervonden, mijn best doen Hem na te volgen. Ik wil je nadrukkelijk adviseren en aansporen te stoppen met kwaadspreken en te leren hoe je iemand kunt prijzen - daarmee bespaar je jezelf én je orde een boel ellende; en dat je het oog gericht houdt op wat de leer van Christus voorschrijft, meer dan wat je drinkgezel Egmondanus je dicteert; op wat verstandige en serieuze mensen zouden goedvinden, meer dan wat een paar meelopers van hetzelfde gehalte al drinkend goedkeuren. Ook je medebroeders trouwens verfoeien de ongebreidelde driestheid van de taal die je uitslaat, mensen die mij bepaald niet goedgezind zijn, maar ze begrijpen dat dit strekt tot schande en nadeel van hun orde. Je wekt bij mij niet zozeer woede op als wel medelijden, en nog meer medelijden omdat je nog steeds niet in je eigen ogen meelijwekkend bent. Genezing zit grotendeels in het onderkennen van je ziekte. Als de natuur je het talent heeft ontzegd om een uitnemend geleerde te worden, of de welbespraaktheid om een goed predikant te zijn, of het stijlgevoel om met boeken de wereld voordeel te kunnen bezorgen, moet je in elk geval proberen een goed mens te zijn. Iemand begint een goed mens te zijn als hij is opgehouden slecht te zijn. Slecht is iemand die kwaadspreekt over zijn naaste. Dubbel slecht is iemand die kwaadspreekt over wie zich verdienstelijk maakt. Als je niemand tot voordeel kunt zijn wegens gebrek aan talent, welbespraaktheid, stijlgevoel, ontwikkeling, inzicht of oordeel, zorg er dan in elk geval voor dat je niemand tot nadeel bent. Misschien is men enige toegeeflijkheid | |
[pagina 213]
| |
verschuldigd aan mensen die op tal van manieren anderen tot voordeel waren en toch in een enkel geval schade toebrachten. Maar het getuigt van ongeneeslijke boosaardigheid wanneer je, zonder in enig opzicht van nut te zijn, al je streven richt op de ondergang van anderen. Luther, die vloek voor de mensheid, zoals jij overal verkondigt, bracht niettemin ook jou geen gering voordeel. Je werd gedwongen zijn boeken te lezen, waaruit je heel wat hebt kunnen leren; je werd gedwongen ook iets van de oude schrijvers te proeven. Door hem leerde de wereld die omgekeerde silenen kennen,Ga naar voetnoot66. die de steunpilaren van het geloof leken, die alles leken te weten, terwijl ze van allebei ver verwijderd zijn. En om met een grapje de waarheid te zeggen, hij bezorgde menigeen een florissanter bestaan; ook jijzelf hoopt misschien op een mijtertje ergens, als beloning voor je geschreeuw. Je hebt ook iets te danken aan die nog grotere vloek voor de mensheid, Erasmus. Terwijl je diens boeken doorlas in je ijver om te vitten, heb je toch een beetje je gebrekkige stijl verbeterd en heb je een paar dingen geleerd die je ontgaan waren, al ben je ‘onze magister’.Ga naar voetnoot67. Aangezien deze aansporing voortkomt uit broederlijke genegenheid, zal ze mij in elk geval tot voordeel zijn in de ogen van Jezus Christus. Het is nu aan jou om ervoor te zorgen dat ze ook jou van nut is; dat zal het geval zijn als je luistert naar iemand die je goede raad wil geven. Het ga je goed. 1521 |
|