De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1178 Aan Godfried Rhodus
| |
[pagina 160]
| |
niet hinderde door effectbejag of een overvloed van loze woorden. Bovendien bewonderde ik ten zeerste dat u in een gedicht, dat strikter aan wetten is gebonden dan andere genres, zo gemakkelijk uw gedachten verwoordt, te meer daar u een droog en onaantrekkelijk onderwerp behandelt. Misschien hebt u dit stoffige en ondankbare thema wel met opzet gekozen om grotere roem te vergaren voor uw talent, want u kunt van een mug nog een olifant maken.Ga naar voetnoot2. Ik vond het namelijk weinig aangenaam dat u met die onverdiende en buitensporige lofprijzingen van u alleen maar een last op mijn schouders legt, ook al is dit in de poëzie zo gebruikelijk dat dichters het recht lijken te hebben om zo te werk te gaan. Indien het lot voor mij niet zo onbillijk was geweest dat niemand van mij enige gunst kan verwachten, zouden er nu wellicht mensen zijn die zowel jegens u als jegens mij verdenkingen zouden koesteren: jegens u omdat u mij met uw loftuitingen zou hebben ingepalmd, jegens mij omdat ik in dergelijke loftuitingen behagen zou scheppen. Des te meer heb ik te doen met u die voor niets zoveel werk hebt verzet, aangezien u van mij zelfs niet retour krijgt wat pakezels elkaar geven door elkaars rug te krabben.Ga naar voetnoot3. Om toch nog enige wederdienst te bewijzen voor de vriendelijkheid die u mij heeft betoond, geef ik u de raad om uw kostbare tijd voortaan in betere boeken te steken en nooit meer de beuzelpraat van Erasmus ter hand te nemen, tenzij geen betere boeken voorhanden zijn. En dan nog dit: als u nog eens uw stijl wilt oefenen en met uw talenten wilt woekeren, kiest u dan een beter onderwerp. Het ga u goed, waarde Rhodus. U kunt op de gunst van Erasmus rekenen in de mate waarin u zich verdienstelijk maakt voor de schone letteren. Leuven, 1520 |
|