De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
1177 Aan Andreas Knopken
| |
[pagina 159]
| |
Helaas is ons gedrag er mede de oorzaak van dat weinigen zich bij ons aansluiten. Ze nemen kennis van het evangelie en de leer van de apostelen en zien vervolgens dat ons leven daarvan mijlenver afwijkt. Ik heb het hier niet eens over het gewone volk dat doorgaans niet anders is dan zijn leiders, maar over de kerkelijke elite, over de priesters en de monniken. Velen van ons dienen hun beurs, hun buik, hun eerzucht of hun machtswellust. Het geloof is niet meer dan een voorwendsel. Dat stoot degenen af die we met minzaamheid, verdraagzaamheid en dienstbetoon voor ons moesten winnen. Maar toch ben ik hoopvol nu ik zie dat er ook bij u mensen zijn die blaken van liefde voor de leer van het evangelie. Mijn parafraseis van alle paulinische brieven heb ik voltooid, met uitzondering van de brief aan de Hebreeën. Ik heb er een parafrasis aan toegevoegd van de twee brieven van Petrus, de brief van Judas en de brief van Jakobus. De overige brieven van de apostelen volgen binnenkort;Ga naar voetnoot5. dat willen mijn geleerde vrienden zo. Het gedicht met uw beste wensen deed me genoegen en ik wens u van mijn kant, niet in versvorm maar uit een zeer oprecht hart, het eeuwige leven toe. Het ga u goed, mijn waarde heer; beveel mij in uw gebeden bij Christus aan. Leuven, 31 december 1520 |
|