1176 Aan Thomas Bedyll
Leuven, 31 december 1520
Erasmus groet Thomas Bedyll, secretaris van de aartsbisschop van Canterbury
Wat u vertelt over de genegenheid die de hoogwaardige aartsbisschopGa naar voetnoot1. voor mij koestert, was mij bijzonder welkom, maar beslist geen nieuws. Wanneer u mij echter steeds maar weer kapittelt omdat ik niets van hem zou vragen, bent u te hard voor mij, waarde Bedyll. Ik verzoek hem immers al geruime tijd mij een fikse prebende in de schoot te werpen. Hij zal mij met mijn zwak gestel ongetwijfeld overleven, maar niets is zeker op dit ondermaanse. Om dan maar ietwat brutaal te zijn, ik zou onder de gegeven omstandigheden graag zien dat hij mij opnieuw een toelage voor volgend jaar uitkeert of ten minste een wissel stuurt die ik hier of in Italië kan innen. Ik ben namelijk van plan tijdens de komende vastentijd op reis te gaan en de zomer in Bazel door te brengen om vandaar wellicht weer naar Italië te gaan, tenzij zich tijdens de bijeenkomst van de vorstenGa naar voetnoot2. iets voordoet waardoor ik word opgehouden.
Paulus werd slechts eenmaal gestenigd, maar mij gebeurt het hier dagelijks in de vorm van scheldpartijen door de dominicanen en de karmelieten en dat in voor iedereen toegankelijke preken waarin ik met naam en toenaam wordt genoemd. Maar het enige wat ze bereiken is dat zelfs het eenvoudige volk begrijpt dat zij door boze geesten worden opgejaagd.
Breng mijn hartelijke groeten over aan de zeereerwaarde aartsbisschop, mijn beschermheer zonder weerga, en voorts aan dr. Welles en aan de bijzonder innemende rentmeester. Het ga u goed, waarde Pylades.
Leuven, daags voor 's Heren Besnijdenis, 1520