1174 Aan Maarten Lips
Leuven, 20 december [1520]
Erasmus van Rotterdam groet Maarten Lips van Brussel
Vriend Maarten, ik weet zeker dat je al geruime tijd bij mij de vriendelijkheid mist, maar dit wordt niet ingegeven door mijn natuur, wel door bittere noodzaak. Ik heb tegen alle laster reeds een dikke huid ontwikkeld. De zaak is ontaard in razernij. De dikbuiken maken de dienst uit, potsierlijke onbeschaamdheid zwaait de scepter onder een religieuze dekmantel. De Satan zingt al zijn triomflied. Ik voor mij ga me hier bezighouden met de wijsheid van Christus, om geen aanleiding te geven tot verdeeldheid of rumoer. En als de wereld zich ondankbaar toont: Christus is zo overvloedig rijk dat hij mijn doorwaakte nachturen zal vergelden.
Drie jaar geleden ben ik opgenomen in de kring van de raadsheren van de keizer, maar als gevolg van het overlijden van Le Sauvage is de oorkonde nooit gereed gemaakt. Ik heb erop aangedrongen met een air alsof ik die van geen belang vond. Nu is die dan gereed. Wat het gewicht daarvan is, weet ik niet; ik ben er in ieder geval niet erg van onder de indruk.
De band met de beide Testamenten in het Grieks was, toen jij daarom vroeg, bij de minderbroeders; nu heb ik hem nodig voor mijn herziening van het Nieuwe Testament. Ik zal echter navragen of hij hier te koop is, maar ik ben bang dat de prijs hoog is en hij kan niet worden gesplitst.Ga naar voetnoot1. Ik werk aan een herziene uitgave van Augustinus. Als jullie bibliotheek oude handschriften heeft, laat me dat dan weten. Maak het goed en schep genoegen in je gewijde studiën.
Leuven, 20 december 1520