1169 Aan Agostino Scarpinelli
Leuven 13 december 1520
Erasmus groet de uiterst vermaarde heer Agostino Scarpinelli van Napels
Zo'n reis als ik had toen ik vliegensvlug naar hier terugkeerde, wens ik alleen mijn vijanden toe. Wat een rukwinden, wat een stortbuien, wat een watersnood! Het scheelde maar een haar of we leden, nog wel in de bergen, schipbreuk, want de paarden moesten zwemmen. Het paard van mijn bediende geraakte maar nauwelijks weer veilig op het droge; ik prefereerde immers lessen te trekken uit gevaren die anderen liepen. De koningin van Aragon, die al anderhalve mijl van Aken verwijderd was, zag zich genoodzaakt met haar gevolg naar de stad terug te keren. Ik, een flinke kerel die het een schande vond indien ik als een verliezer weer op het punt van vertrek zou terugkeren, tot leedvermaak van mijn gastheer, de vriendelijkste man ter wereld - te weten Leonardus Priccardus, die met al zijn smeekbeden niet voor elkaar had kunnen krijgen dat ik mijn vrienden die dat heel graag wilden, die dag nog had gegund - ik zette door waaraan ik was begonnen. Want wat voor verwijten zou hij mij niet hebben gemaakt, als rukwinden en stortregens wél aan mij hadden ontwrongen, wat zo'n goede vriend, en hij niet als enige, wat de zondag, die zelfs van de boeren gedaan krijgt dat zij niet werken, niet voor elkaar gekregen hadden. Nagenoeg heel de reis legden wij te paard af zonder iemand te ontmoeten. We zagen totaal geen rovers, ook al joegen vreselijke verhalen veel mensen de stuipen op het lijf.
Maar jij, wat heb jij daar onder handen? Ben je al min of meer een echte Duitser geworden? Hoe gelukkig word je van de Duitse kachels?Ga naar voetnoot1. Wat heb je het toch getroffen dat je hartje winter van zomerse hitte geniet! Maar ten slotte, hoe maakt Cicero, je grote liefde, het? Is er hoop dat jij hem nog eens compleet tot leven brengt? Maar let goed, goed op dat je niet zo verkikkerd raakt op Marcus Tullius dat je er, zoals Hieronymus,Ga naar voetnoot2. een rug aan overhoudt die bont en blauw is van de zweepslagen. Je lacht, het was maar een droom? Hieronymus, die het heeft ervaren, ontkent echter dat het slechts een droom was. Maar nu in ernst, waarde Agostino, ik prijs je ijver omdat je je zozeer met hart en ziel op Cicero toelegt. Had ik hetzelfde gedaan, dan hadden wellicht fatsoenlijker lieden mij oprechter dankbaarheid betoond dan bepaalde lieden mij nu betonen, aan wie het uiterst riskant is een gunst te bewijzen.
Binnenkort ben ik weer in jullie gezelschap.Ga naar voetnoot3. Groet namens mij ondertussen de uiterst vriendelijke Saeverus, je kompaan, evenals die grote man, Luigi Marliano, bisschop van Tui. Het ga je goed.
Leuven. 13 december 1520