De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1165 Aan Wolfgang Faber Capito
| |
[pagina 115]
| |
mijn werken hiervoor hadden gezorgd. De theologen wilden dat Egmond, de karmeliet,Ga naar voetnoot3. daarop afgestuurd werd, maar die vertrouwde het niet en paste ervoor een martelaar te worden. De Leuvenaren hebben bijna spijt van dit alles. LatomusGa naar voetnoot4. en TurenhoutGa naar voetnoot5. durven hun boek niet te laten verschijnen, terwijl ik hen daartoe toch aanmoedig in de hoop dat Luther dan vlugger uit de gedachten van de mensen wordt verdreven. Er is hier nog een andere predikheer opgedoken, een baccalaureus die voor zijn licentiaat bezig is, een domme en aanmatigende jongeman.Ga naar voetnoot6. In alle openbaarheid verkoopt hij zijn tegen Erasmus gerichte kletspraat, maar dan zo stompzinnig dat de jongelui hem uitlachen. Een lector die dominicaan is en een andere lector die karmeliet is, stuurden me hun werkje over ‘In den beginne was de spraak’, waarin zij kritiek op mij oefenen.Ga naar voetnoot7. Ik heb ervoor gezorgd dat het werd uitgegeven, tot meerdere eer van hen. Het is het toppunt van dwaasheid. Ik zag het slot van de dialoog waarin sprake is van de kardinaal van Engeland.Ga naar voetnoot8. Als u er lucht van kunt krijgen wie daarvan de schrijver is, waarschuw hem dan dat hij het boek niet laat verschijnen en het ook niet opnieuw laat drukken. Hij moet zich in de toekomst evenmin met dit genre dat hij onvoldoende beheerst, bezighouden. Lee in Engeland is samen met PolidoroGa naar voetnoot9. iets aan het uitbroeden en voert ik weet niet wat in zijn schild. Maar er zijn mensen die het hem niet makkelijk maken. De theologen, met name de kameliet, praten nu Dorp naar de mond; een teken van een slecht geweten. Kortgeleden begon Turenhout tijdens een maaltijd plotseling, als het ware door razernij overvallen, tot verbazing van iedereen en terwijl ik er niet bij was op een uiterst misselijke manier tegen mij uit te varen. Weinige dagen nadien raakten we in gesprek en was hij uiterst hoffelijk jegens mij. Ik van mijn kant liet niet merken dat ik wist wat hij er uitgeflapt had; wat een vroom volkje! In Antwerpen was het rustig gebleven totdat de pastoor van de belangrijkste | |
[pagina 116]
| |
kerk,Ga naar voetnoot10. een licentiaat die men naar Leuven had laten komen en die daar opgeleid was, tegen het volk tekeer begon te gaan, maar hij haalde zich slechts hun woede op de hals. In Mechelen kwamen de vrouwen in opstand vanwege de hoge graanprijs; in Leuven even later ook. Om die reden zijn hier nu soldaten van de koninklijke garde. Schrijf aan Nesen dat hij, als hij Het leven van Sint-Nicolaas laat verschijnen - en hijGa naar voetnoot11. verdient dat absoluut - zijn eigen naam daarbij zet om te voorkomen dat iemand anders ervan wordt verdacht. De theologen denken dat Luther onmogelijk te verslaan is als ik niet naar de pen grijp en zonder het zo te zeggen verlangen ze van mij dat ik dan zijn ideeën weerleg. Het zij verre van mij dat ik zo dwaas ben! Dorp moet op geen enkel wijze met deze vervelende kwestie in verband worden gebracht; maar toch kan hij zich niet vriendelijker betonen dan hij doet. Het ga u goed. Leuven, op de dag van Sint-Nicolaas, 1520 Het ziet ernaar uit dat de Italianen hebben bekonkeld om aan de Duitsers de hele glans van hun geleerdheid te ontfutselen. Daarvoor heeft Aleandro meer belangstelling dan voor de kwestie-Luther. Maar als hem dat bij de Duitsers ongestraft lukt, dan word ik Fransman. Andermaal, het ga u goed. Doe de groeten aan mijn vriend Carinus en aan Hartmann.Ga naar voetnoot12. Wanneer er bij gelegenheid een betrouwbare bode is, laat mij dan eens weten hoe de kardinaal van Mainz over mij denkt. Hopelijk ben ik in maart weer daar. Aan de graaf van Neuenahr heb ik toestemming gegeven om het zegel op mijn brief aan jou te verbreken en om die met zijn eigen zegel opnieuw te verzegelen. Aan de beroemde theoloog Wolfgang Capito, raadsheer van de hoogeerwaarde kardinaal van Mainz. Te Mainz |
|