De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |
1161 Van Ulrich von Hutten
| |
[pagina 99]
| |
als je niet om je eigen ondergang geeft, dan toch ten minste om te voorkomen dat de wetenschap van haar eminente leidsman wordt beroofd en de letteren zonder haar eminente vader verweesd achterblijven. Mocht je nog twijfelen, dan zou je in ieder geval van Aleandro geleerd moeten hebben dat wij van niets vast op aan kunnen; wie had nu kunnen denken dat hij met geld van de geestelijkheid ingehuurd kon worden om het tegen ons op te nemen? En toch, niemand trekt nu feller van leer dan hij. Jij echter, die zich jegens de paus al zoveel jaren voorkomend en flatteus hebt gedragen en zelfs prijzende woorden voor hem had, wat heb jij daarmee bereikt behalve dat hij een vijandige afkeer van je heeft en op jouw ondergang uit is? En die zal hij nog hartgrondiger wensen, zodra hij binnenkort merkt dat een gewapend optreden tegen zijn doldriest gedrag in voorbereiding is. Dat zou er al geweest zijn, indien de politiek van FranzGa naar voetnoot4. niet was geweest eerst de koningGa naar voetnoot5. te benaderen omdat hij de hoop koesterde dat de koning dit zelf zou doen of in ieder geval voor een actie onzerzijds de ogen zou sluiten. En ik denk dat dit al is gebeurd, als tenminste die Slavische onverlaatGa naar voetnoot6. met de aanbieding van de kroon aan de keizerGa naar voetnoot7. niet alles in de war stuurt. Luther en ik worden opgeëist als de prijs die daarvoor betaald moet worden. Maak daarom dus dat je daar wegkomt. Ik moet immers gewapenderhand gaan optreden en om te voorkomen dat jij daar last van krijgt, laat ik je dit nu op voorhand weten. Als je mijn plan niet goedkeurt, dan kun je toch tenminste de reden waarom ik dit van plan ben, de bevrijding van Duitsland, niet afkeuren. Dan gaan immers de letteren bloeien en zal de wetenschap in aanzien staan. ‘Dat karwei zal je niet gemakkelijk afgaan,’ zeg je. Allerminst gemakkelijk, maar een poging daartoe is toch eervol, ongeacht zelfs wat de uitkomst is. Want strijden tegen de uitkomst van gebeurtenissen ligt niet in mijn aard; ook al heeft Fortuna haar invloed, ik ga daar moedig en vastberaden een poging wagen. En als ik enige kans krijg, wie zal dan beletten dat ons plan het beoogde succes krijgt? Maar loopt het slecht af, dan is toch geen enkele pauselijke strategie zo uitgekiend dat zij dit eenmaal door ons aangewakkerde vuur kan blussen. Want alles daar bij jou zal in vuur en vlam staan, wat die lieden daartegen ook ondernemen, zelfs als zij ons weten te onderdrukken; want onze as zal meteen andere, zelfs nog verbetener vrijheidsstrijders voortbrengen. En met des te meer reden ga ik dit doen, omdat ik weet dat het zo zal lopen. Ik | |
[pagina 100]
| |
ga alles op alles zetten en waar ook maar de gelegenheid zich voordoet, zal ik die aangrijpen en niets onbeproefd laten. Bedreigingen noch gevaren kunnen mij daarvan afhouden. Ik ben nu eenmaal aan de vrijheid verknocht en zal niet dulden dat men mij daarvan scheidt. Of zou ik dat soms wel van mijzelf kunnen verkrijgen, gezien het onwaardig slavenbestaan dat mij te wachten staat als ik niet in opstand kom? Ik ga mijn oren toch zeker niet laten hangen naar die verwijfde papen en die nuffige nichten ontzien, ontuchtige pausen de voet kussen en luisteren naar bevelen van lieden zonder enig normbesef? En dat terwijl ik weet dat mijn voorouders dit aan de machtigste keizers zo vaak hebben geweigerd en het ook niet in mijn aard ligt een dergelijke onwaardige behandeling over mijn kant te laten gaan? Ik raak nog liever alles kwijt! Om te voorkomen dat je nog weifelt over de instelling van waaruit ik handel, ikzelf ben er nu al van overtuigd dat, als Hutten zich omwille van zijn vaderland aan dit gevaar blootstelt, het voor mij noodlottig afloopt. Dat stond mij altijd zo duidelijk voor ogen, dat naar mijn mening geen dood eervoller was dan wanneer je sterft voor de vrijheid. Daarom, kom in actie, burgerij, sluit u aan, volk, laten we die verdorven machthebbers uit Duitsland gooien, ons losmaken uit de onterende knechtschap en het beschamende juk afwerpen. Laten we ons er weer van bewust worden dat we Duitsers zijn; laat hier niemand zijn die blij is te leven als hij niet in vrijheid kan leven. Als er intussen een edict van de koning komt, waarop die lieden hopen, zal het iets, niet alles, verijdelen en hij zal ook niet alle toevluchtsoorden afsluiten en ons alle hulp afhandig maken. Ik meen echter dat hij, hoewel hij nu door slechte raad uit koers is geraakt, dat niet lang nog van plan zal zijn. Hij komt immers eens weer tot inzicht en zal zich niet altijd door de influisteringen van die roomse hielenlikkers laten ompraten. Jij kunt hem immers met tal van voorbeelden gemakkelijk erop wijzen dat daar niets te vertrouwen is, maar bovendien ziet het ernaar uit dat het niet lang meer duurt voor die dwingelandij wordt afgeschaft. Ook als ikzelf dat dan niet voor elkaar kan krijgen, het kan er toch een begin van zijn. En waar zijn nu toch die lui die adviseren me rustig te houden? Net alsof voor een moedig man - en ik doe mijn best dat te zijn - een verachtelijk slavenbestaan gelijk te stellen zou zijn aan rust. En dat met name in een tijd waarin dit onwaardige gedrag op zijn hoogtepunt is, waarin die lieden menen dat hun alles geoorloofd is, waarin alles wat werelds en wat gewijd is als nooit tevoren op ontoelaatbare wijze door elkaar wordt gehaald, waarin voor koningen en pausen liegen en bedriegen een doodnormale zaak is en verwoesten en plunderen zelfs een gewijde bezigheid. Op lofwaardige wijze heb jij geprobeerd hen daarvan af te brengen, weliswaar op een vriendelijke manier, maar met je vleierij heb je niets be- | |
[pagina 101]
| |
reikt, hun verstandsverbijstering heeft gewonnen. Is het daarom niet tijd dat wij, nu er geen hoop meer is op bezinning, waar ze zo weinig ontvankelijk voor zijn, die halfvergane kadavers wegwerpen, verbranden en uit ons geheugen wissen? En als we het gewapenderhand voor elkaar proberen te krijgen om tegen deze waanzin op te treden, zal er dan iemand zijn die ons voor onze moed de smalende kwalificatie van roekeloosheid in het gezicht spuugt? Het zij zo! Wij echter rekenen ons dit dan tot een eer. Maar roem jagen wij niet na, wij trotseren de gevaren vrijwillig uit liefde voor de vrijheid. Het is voor ons immers onmogelijk in slavernij te leven; het valt ons zelfs zwaar te zien dat in Duitsland anderen zo'n bestaan leiden. Wij worden misschien bevrijders van mensen die dat zelf niet willen. Ik heb je hierover wat uitgebreider geschreven met de bedoeling dat je, nu je weet wat hier in voorbereiding is, kunt vaststellen hoe onveilig het daar voor je is, waar de eindelijk weer ontluikende vrijheid de meeste tegenstand ontmoet en het slavenjuk uiterst hardnekkig beklijft. Mijn advies luidt daarom dat je die luwte daar niet zozeer moet waarderen dat je besluit daar in die levensgevaarlijke situatie je rust te vinden. Je vrienden in Bazel zijn zeer op je gesteld; wat houdt je tegen om bliksemsnel daarheen uit te wijken? Vooral omdat de mensen nergens vrijer zijn dan daar, omdat dat al in hun aard ligt en nu ook nog omdat ze over de geschriften van Luther en een gedicht van mij in het DuitsGa naar voetnoot8. buitengewoon enthousiast zijn. Kortom: maak dat je daar wegkomt, wees verstandig en ontloop het onmiskenbaar dreigende gevaar. Dit is waartoe ik je aanspoor. Gemeenschappelijke vrienden drongen er vol bezorgdheid bij mij op aan dat ik dit zou doen omdat het hun niet lukte je te overtuigen. Geef toch een beetje toe aan ieders wens, als je je eigen leven niet wilt ontzien: dat zal je zoveelste weldaad tot nut van het algemeen zijn. Bezwijk voor onze smeekbeden, als de dreiging die van die lui uitgaat je koud laat. Wijk voor de verlangens van je vrienden, als je niet voor hun geweld vlucht. Leuven is voor jou toch niet zo belangrijk dat je omwille daarvan heel Duitsland de profijtelijke omgang met Erasmus zou willen onthouden. Je liefde voor deze ene stad wordt te duur betaald, als je aan haar de voorkeur geeft boven wat iedereen van jou verlangt. Bedenk dat gif zijn werk in het geniep doet en vergeet de sluipmoorden niet, als je openlijke dreiging niet vreest. Zij die van je houden vragen je dit met klem; geef eindelijk eens toe aan hun aandringen en breng jezelf in ons gezamenlijk belang in veiligheid. Het ga je zeer goed! Vanuit de Ebernburg,Ga naar voetnoot9. per klerk, 13 november 1520 | |
[pagina 102]
| |
Wat je voor deze jongeman van mij doet, beschouw dat als aan mij in eigen persoon bewezen. Ik zal het je teruggeven. Hemzelf zal ik hiervandaan niet terugsturen, want ik kan niet buiten mijn trouwe bediende. Aan Desiderius Erasmus van Rotterdam, zeer christelijk theoloog en een dierbare vriend, gegroet. Te Mainz, Keulen of waar hij zich ophoudt |
|