1160 Aan Paulus Ricius
Keulen, [november] 1520
Erasmus van Rotterdam groet de meer dan volmaakte wijsgeer Paulus Ricius
Door uw boekje,Ga naar voetnoot1. zeer geleerde Ricius, ben ik over de kabbalistiek wat gunstiger gaan denken, maar ik stond daar toch al niet erg afwijzend tegenover. Ik vind het immers een soort menselijke tekortkoming die je niemand kwalijk mag nemen, indien iemand een zwak heeft voor die studie waaraan hij het leeuwendeel van zijn tijd besteedt en waarin hij naar zijn stellige overtuiging bij uitstek goed is. Trouwens, wie kan nou die lui uitstaan die wat ze ook maar niet begrijpen achtervolgen met zulke bittere en onophoudelijke blijken van haat? En dat was niet de enige reden waarom het werkje bij mij in de smaak viel. Ik kon hier onmogelijk onbekend zijn met uw nimmer aflatende geleerdheid. Maar vooral bevielen mij de helderheid en de begrijpelijkheid, waarmee de zaak zo uit de doeken werd gedaan dat zelfs een blinde het meteen kon doorzien. Mij beviel die gezindheid, geboren voor de Gratien en de vriendschap, waarmee u met een geweldige toewijding de onschuld van de uiterst geleerde manGa naar voetnoot2. tegen hoogst onbeschaamde intriganten in bescherming neemt. Ten slotte beviel mij de beheerstheid die bij u, dat wil zeggen: bij de volmaakte en ware wijsgeer, hoort, waarmee u zo krachtig uw vriend verdedigt, dat u zich van afgeven op de tegenstander kunt onthouden en waarbij u meer denkt aan wat bij u paste dan aan wat zij verdienden. Van de beknoptheid ervan ben ik namelijk niet zo'n voorstander omdat het mij, hoe overstelpend druk ik het ook had, naar meer smaakte. Het ga u goed, zeer geleerde Ricius. Keulen, [november] 1520