De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1150 Aan Mercurino Gattinara
| |
[pagina 76]
| |
geen hij wil niet alleen bij uitstek billijk, maar ook uiterst eenvoudig, namelijk dat hij eenzelfde ambt als hij onder keizer Maximiliaan bekleedde, onder Karel behoudt.Ga naar voetnoot1. Dat dit gebeurt, is naar mijn mening dienstig voor het algemeen belang van het christendom en tegelijk van het aanzien van het Heilige Rijk. Wat dit inhoudt, kunt u beter van hemzelf vernemen. Ik ben me ervan bewust dat ik Uwe Hoogheid persoonlijk niet vaak heb getroffen, maar mijn vertrouwen in u ontleen ik deels hieraan dat van u bekend is dat u openstaat voor alle goede initiatieven en deels hieraan dat ik erop reken dat u, die wij kennen als opvolger van de voortreffelijke Jean le Sauvage, in alles waar je eer mee inlegt gelijkwaardig of zelfs superieur aan deze, hem nu ook in dit opzicht aldus navolgt dat u Erasmus helpt, iemand die in dit leven niets anders doet dan met zijn wetenschappelijke arbeid de glorie van Christus en de schone letteren bevorderen. Als ik hetzij voor u, hetzij voor Zijne Majesteit de keizer, in enig opzicht iets nuttigs kan doen of iets waarmee je eer inlegt, zal ik me daar niet aan onttrekken, aangenomen dat het binnen mijn vermogen ligt. Het ga u goed, in ieder opzicht voortreffelijke heer. Ik houd me graag ten zeerste bij u aanbevolen. Leuven, 4 oktober 1520 |
|