1138 Aan William Burbank
Leuven, 1 september 1520
Erasmus van Rotterdam groet William Burbank, secretaris van de zeer eerwaarde kardinaal van YorkGa naar voetnoot1.
Wie liefheeft wie dat niet verdient, heeft pas werkelijk lief. Maar u houdt zo standvastig, zo vurig van Erasmus, dat je zo goed als niemand kunt vinden die oprechter of vasthoudender of intenser houdt van iemand die dat wél heeft verdiend. In Rome bent u begonnen mij, die zich voor u in geen enkel opzicht verdienstelijk had gemaakt, zo ontzettend hartelijk te omarmen! En ook nadien is uw belangeloze sympathie voor mij niet in het minst bekoeld, hoewel in al die jaren attenties waardoor de hartelijkheid tussen vrienden als regel wordt onderhouden en vernieuwd, achterwege zijn gebleven. Doe je dat niet, dan taant immers meestal de vriendschap. U hebt een aangeboren aanleg voor vriendschap en eerlijkheid! Als ik uw vriendschap niet beantwoord, mag iedereen van mij zeggen dat ik een hart van staal heb of - als dat bestaat - van iets nog harder dan staal.
En ook hier geldt het spreekwoord: gunst baart gunst. Mountjoy heeft u al een beetje aangestoken met zijn gevoelens voor mij en de sympathie van u beiden heeft me, als ik me niet vergis, één grote kring van vrienden bezorgd. Want welke andere oorzaak zou ik hier moeten veronderstellen? Immers, welke gift of dienst van mij heeft bij Thomas Lovell, doctor in het kerkelijk recht, zijn genegenheid voor mij zo aangewakkerd? Of wat heeft er gezorgd voor de werkelijk uitzonderlijke vriendelijkheid van de voortreffelijke geleerde Robert Toneys? Waardoor sta ik bij de veelbelovende jongeman Franciscus Philippi zo bijzonder in de gunst? Waarom zou ik hier verder nog de arts Francis noemen, weliswaar een oude, maar des te meer gewaardeerde vriend? Of waarom de ongeëvenaarde doctor Sampson? Een zuiverder en vriendelijker karakter dan het zijne kun je je niet wensen. Of waarom Gonnell, niet zomaar een vriend, maar absoluut een hartsvriend van mij? Waarom Clement, bij wie More wat vonkjes van diens vriendschap voor mij heeft aangewakkerd? Waarom Richard Pace, die niet zozeer belooft als wel bewijst werkelijk een PyladesGa naar voetnoot2. voor me te zijn? Waarom Cuthbert Tunstall, die je vergelijken moet met willekeurig wie uit de oudheid; weinig van hun door de antieken bezongen kwaliteiten wegen op tegen de zijne. Wat ben ik toch rijk! Wat een verheven en gezegende woning! De kardinaal die zich door dergelijke mannen laat beraden en zulke uitblinkers aan zijn dis heeft, is werkelijk doorluchtig!
Maar zoals deze mannen van Erasmus houden zonder enige verdienste zijnerzijds, zo hebben bepaalde anderen zonder dat hij dat heeft verdiend