1131 Aan Haio Herman van Friesland
Leuven, [ca. augustus 1520]
Erasmus van Rotterdam groet Herman uit Friesland
Zeer geleerde jongeman, ik heb aan More de passage uit jouw brief getoond die op hem betrekking had.Ga naar voetnoot1. Zodra hij je stijl geproefd had, las hij de hele brief en kreeg hij waardering voor je talent. Voor het talent van Brie heb ik ongewoon veel waardering, zijn stijl bewonder ik, maar ik zou graag zien dat hij beide benutte voor een onderwerp dat meer bijval verdient. Op More, zo schrijf je mij, kijkt hij neer. Ik ben echter bang dat hij te laat ontdekt dat hij niet op More had moeten neerkijken. Wat Brie moet doen is zijn geschrijf zo matigen, dat hij niet slechts voor een geleerde, maar ook voor een fatsoenlijke en rechtschapen man kan doorgaan. Hij moest zich liever door zijn degelijke en geleerde vrienden Budé, Deloynes, Ruzé en Du Ruel laten beraden dan door zijn jeugdig enthousiasme. Brie legde een of andere uitspraak in een van mijn brieven aan Bérault uit alsof ik op het stuk van geleerdheid uitgerekend aan hém de meeste lof toezwaaide.Ga naar voetnoot2. Ik ben niet zo slecht op de hoogte en ook niet zo bevriend met More, dat ik het verschil tussen hen niet duidelijk zie. Neen, ik wilde dat Brie de strijd voerde met behulp van de Muzen, niet met schelden. En ik vertrouw erop dat ik van More gedaan zal krijgen dat ook hij niet publiceert wat hij al klaar heeft en wat zo scherp is dat ik liever zou zien dat het niet door More, en evenmin tegen Brie, geschreven werd. Jou vraag ik een- en andermaal: spoor Brie aan om zijn vernuft aan een ander onderwerp te scherpen. Hij vestigt zijn reputatie dan op een wat nettere manier. Het ga je goed. Doe Bérault van mij de vriendelijke groeten. Leuven, [1521]