De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 8. Brieven 1122-1251
(2011)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
tweede Lee. Een zekere Zúñiga die, naar ik verneem, een behoorlijk vinnig boek dat tegen Lefèvre d'Étaples en mij is gericht, heeft laten verschijnen.Ga naar voetnoot1. Wijlen de kardinaal van ToledoGa naar voetnoot2. had het verboden. Toen deze was overleden haalde hij zijn venijn uit de kast. Ik heb het werk nog niet gezien. Ze zorgen ervoor dat ik het niet in handen krijg. Ik weet niet waar al deze opschudding op uit zal lopen. Want de kwestie leidt bepaald tot woelingen en daarvan heb ik vanouds afschuw. Als er zo nodig schandaal van moet komen, wil ik in ieder geval niet dat het zijn oorsprong bij mij heeft. Vol toewijding zweert dat volkje samen en het belegert de belangrijkste vorstelijke hoven. Ik ben bang dat zij deze veroveren. Het nieuws over PhilippGa naar voetnoot3. en OecolampadiusGa naar voetnoot4. wist ik al dankzij brieven van anderen. Van u heb ik beide brieven ontvangen.Ga naar voetnoot5. Het ga u goed, eerbiedwaardige broeder in de Heer. Leuven, 2 augustus Erasmus, van harte de uwe Aan de voortreffelijke godgeleerde Johann Lang |
|