Ditis het voorwoord bij de Apologia palam refellens quorundam seditiosus clamores apud populum ac magnates, quibus ut impie factum iactitant quod in Evangelio Iohannis verterit In principio erat sermo (‘Apologie die onomwonden de oproerige kreten weerlegt die sommigen tot het volk en tot voorname lieden hebben gericht, tegen wie zij beweren dat het een schandaal is dat hij [Erasmus] in het Evangelie van Johannes de vertaling In principio erat sermo heeft gebruikt’), in februari 1520 gedrukt door Dirk Martens te Leuven.
Erasmus van Rotterdam aan de lezer, gegroet
Kort geleden is het boek van Edward Lee verschenen. Over de kwaliteit ervan zal ik mij niet uitspreken, aangezien het tegen mij is gericht; het oordeel is aan de verstandige lezer. Het enige wat ik intussen wil vragen is dat iedereen zijn mening nog even opschort tot mijn repliek is verschenen. De voorbije drie dagen heb ik een antwoord geschreven op zijn apologie, proberend mij te kwijten van de bijzonder moeilijke taak op scheldpartijen te antwoorden zonder zelf te schelden. Nu maak ik mij op om zijn aantekeningen aan te pakken. Daar geef ik mijzelf hooguit tien dagen voor, hoewel hij er meer dan
[pagina 226]
[p. 226]
twee jaar aan heeft besteed, ook al kreeg in de Oudheid de verweerder gewoonlijk meer spreektijd toegewezen dan de klager.
Vaarwel, lezer, en houd uw andere oor voor mij open.