De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121

1056 Aan Maarten Lips
[Leuven, januari 1520?]

Desiderius Erasmus van Rotterdam aan de heer Maarten Lips van Brussel

Om met dit ene briefje op de twee van jou^1. te antwoorden: het verbaast me dat jij alleen niets te horen krijgt over Erasmus, wiens naam zelfs in alle kroegen de ronde doet. Ik stuur je het boek met de brieven^2. bij wijze van geschenk. Mijn beste Maarten, geen van ons beiden heeft er belang bij dat je Lee onder handen neemt. Denk je soms dat de christelijke naastenliefde, die allesomvattend is, in zulke nauwe grenzen moet worden gedrongen dat je niet met Lee bevriend kunt zijn zonder je vriendschap met mij op te geven? De ronduit noodlottige opschudding hier gaat jou niet aan, en dat lijkt me voor jou des te beter. Blijf jij je maar vermeien met het doorbladeren van je heilige auteurs.

Over de herziene adagia hoef je je geen zorgen te maken, want ik heb slechts enkele passages gecorrigeerd die je gemakkelijk in jouw exemplaar kunt overnemen. En het boek zal misschien pas over een jaar verschijnen.^3. Het ga je goed.

[1518]

1. Deze twee brieven zijn niet bewaard gebleven.

2. Farrago nova epistolarum (Bazel, 1519).

3. Een nieuwe uitgave van de Adagia verscheen in oktober 1520. Deze bevatte slechts 21 nieuwe adagia ten opzichte van de vorige editie van 1517/18.