De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1001 Aan Georgius Spalatinus
| |
[pagina 45]
| |
van de namen van de afzenders op de achterkant (er waren namelijk mensen bij met wie ik een en ander te regelen had) en ik ga lunchen, waarvoor ik had afgesproken met Jan Robijns, de deken van die kerk, een uitermate verstandig en buitengewoon rechtschapen man, maar eveneens zeer vrolijk aangelegd. Hij is degene op wiens schouders de voornaamste zorg voor het Drietalencollege rust. Omdat ik tijdens de maaltijd merk dat mijn disgenoten graag wat nieuws willen horen om de verveling te verdrijven, pak ik mijn pas ontvangen brieven en maak ze open. De eerste die me in handen valt is de jouwe,Ga naar voetnoot2. waarin je mij dringend vraagt eindelijk te antwoorden op een briefGa naar voetnoot3. die je blijkbaar in naam van de doorluchtige hertogGa naar voetnoot4. en zelfs van de hele universiteitGa naar voetnoot5. aan mij hebt geschreven. Omdat ik zo'n brief nooit heb ontvangen en nog maar enkele dagen geleden heb geantwoord op het laatste schrijvenGa naar voetnoot6. van de hertog en van jou, vraag ik mij af wat je bedoelt. Dan lees ik het onderschrift en verneem dat de brief is geschreven in Altenburg op 13 november 1517. Daarop ontstaat, zoals je je kunt voorstellen, een onbedaarlijk gelach; ik had kolen gekregen in plaats van goud,Ga naar voetnoot7. oude rommel in plaats van iets nieuws. Na die tegenvaller open ik een brief van Pirckheimer, die blijkt te dateren van 1 oktober 1518.Ga naar voetnoot8. Nog meer gelach. Vervolgens ontzegel ik een brief van Riccardo Sbruglio uit Friule, hofdichter van de keizer, om te zien dat die eveneens in 1518 is geschreven, op 13 november. Nu overviel mij toch een zekere gêne. Dan nog een brief van Georg Behaim, kanunnik te Neurenberg, geschreven op 17 februari 1519. Alle brieven zijn me door één man overhandigd, met een gebaar alsof hij in gestrekte draf uit de verste uithoek van Duitsland was komen aanrennen, en ze zagen er stuk voor stuk smetteloos uit, alsof ze op die zelfde dag waren geschreven. Wat een zorgzaamheid! Voortaan moet je hem je zaken toevertrouwen als je wilt dat je brieven keurig bewaard blijven, maar als je wenst dat ze ook aankomen, geef ze dan maar liever aan een ander mee. Ik twijfel er niet aan dat die opperbeste Jonas samen met zijn collegaGa naar voetnoot9. | |
[pagina 46]
| |
zowel mijn briefGa naar voetnoot10. als mijn gevoelens van genegenheid aan jou heeft overgebracht. Het zit me dwars dat ik de penning met de getrouwe beeltenis van de doorluchtige hertogGa naar voetnoot11. ben kwijtgeraakt, samen met zijn brief.Ga naar voetnoot12. Ik wist dat de hoogwaardige prins-bisschop van LuikGa naar voetnoot13. erop gebrand was beide te zien, maar ik had ze toen juist niet in mijn tas zitten en de bisschop voerde tot diep in de nacht vertrouwelijke besprekingen met vrouwe Margaretha, de dochter van keizer Maximiliaan, en zou de volgende morgen in alle vroegte naar Duitsland vertrekken.Ga naar voetnoot14. Daarom vertrouwde ik de penning en de brief toe aan degene die ons tijdens de maaltijd met de bisschop als schenker bediende, met de bedoeling dat hij beide aan de bisschop zou laten zien en daarna aan mij zou teruggeven. Enkele dagen later vernam ik van een arts dat ook de betreffende jongeman met het gezelschap naar Duitsland was afgereisd. Bovendien heeft de bisschop sinds zijn terugkeer uit Duitsland nog steeds zijn opwachting niet gemaakt aan het hof. Het verlies van de brief vind ik nog erger dan dat van de penning. Richard Pace, een man die uitblinkt in de literatuur van beide oude talen en bij de keizerverkiezing aanwezig was als gezant van de doorluchtige koning van Engeland,Ga naar voetnoot15. is teruggekeerd en heeft mij met weergaloze hartstocht en welsprekendheid Frederik voor ogen gesteld als een man van ernst, bezonnenheid, onkreukbaarheid, ontwikkeling, ja wat niet al? Als iemand die alles bezit wat een belangrijk vorst siert. Zijn weigering van het keizerschapGa naar voetnoot16. is naar mijn mening prijzenswaardiger dan de pogingen van anderen het te verwerven. Nochtans neemt niemand de vorstelijke taken beter waar dan degene die zich ten volle bewust is van de lasten daarvan. Nu is het gewicht van die roemrijke titel op ons terechtgekomen. Men kan slechts bidden tot de goden dat dit voor ons in het bijzonder en voor de christelijke wereld in het algemeen een geluk en een zegen zal blijken. | |
[pagina 47]
| |
Bij het eerste gerucht dat het keizerschap aan Karel was toegevallen, stortte hier het hele land zich uit in een bijna mateloze dankbaarheid en vreugde. Maar zoals het in menselijke verhoudingen nu eenmaal toegaat, kreeg de blijdschap alras gezelschap van verdriet. Nergens zijn we veilig voor de pest, die op sommige plaatsen genadeloos woedt. Bovendien worden onze streken belaagd door een grote krijgsmacht, voortgekomen, naar ik meen, uit de troepen door wier toedoen de hertog van Württemberg is verdreven,Ga naar voetnoot17. terwijl niemand weet wie hun aanvoerder is, op wiens bevel ze handelen of wat ze van plan zijn; het enige wat iedereen gemakkelijk kan raden, is dat er een gigantische som geld wordt geëist. Velen staat nog het schrikbeeld van Asperen voor ogen, dat twee jaar geleden met de grond gelijk werd gemaakt,Ga naar voetnoot18. en men heeft inmiddels spijt van de clementie waardoor eerdere legers ongestraft konden wegkomen. Sommigen vermoeden dat de huidige legerschare door de vorsten in stand wordt gehouden, zodat zij de bevolking onder druk kunnen zetten indien die niet onmiddellijk bereid is naar hun bevelen te luisteren - bevelen die nauwelijks te dragen zijn. Maar de gebeurtenissen zullen hun gang wel gaan; ik heb te doen met het arme volk en voel weerzin tegen de tirannie van sommigen, erger nog dan die van de Turken. Bovendien moet ik vaststellen dat de politiek wordt beheerst door een klein gezelschap, terwijl de resten van onze oude democratie langzaam maar zeker worden opgeruimd.Ga naar voetnoot19. In Spanje kan men zelfs tegenwoordig nog duidelijk de sporen ontwaren van het bewind van de Saracenen, onder wier tirannie dat land ooit gebukt ging. Konden vorsten toch maar eens ervan overtuigd raken dat niemand luisterrijker regeert dan hij wiens onderdanen vrije, gelukkige mensen zijn! De hoogwaardige kardinaal Albert, vorst van Mainz, heeft mij opgeluisterd met een uitermate vriendelijke briefGa naar voetnoot20. en vereerd met een prachtig geschenk,Ga naar voetnoot21. waaraan ik des te meer waarde hecht omdat het gaat om een spontaan gebaar van een bijzonder verstandig vorst. Een weloverwogen gift is immers niet zomaar een geschenk, maar eerder een blijk van vertrouwen. Ik ben bezig met de uitgave van Cyprianus,Ga naar voetnoot22. gezuiverd ten koste van | |
[pagina 48]
| |
grote inspanningen, Christus sta me bij, verrijkt met een aantal kleinere werken die ik in zeer oude handschriften heb teruggevonden en voorzien van een beperkte hoeveelheid aantekeningen; verder heb ik de hem valselijk toegeschreven geschriften onderscheiden van het authentieke werk, maar zonder ze uit de editie te weren: ik heb zelfs bij wijze van toegift nog het een en ander toegevoegd. Wees zo goed mij en mijn werk aan te bevelen bij de doorluchtige vorstGa naar voetnoot23. en het aan de goede literatuur verknochte genootschapGa naar voetnoot24. in mijn naam respectvol te groeten. Zonder inspanning geen overwinning.Ga naar voetnoot25. Vaarwel. Antwerpen, 7 augustus 1519 |
|