981 Aan Kaspar Schalbe
Leuven, 30 mei 1519
Erasmus van Rotterdam groet zijn vriend Kaspar Schalbe
Zeg me, zeer geleerde Schalbe, is dit vragen of dwingen?Ga naar voetnoot1. Je weet dat ik nauwelijks tijd over heb om op mijn gezondheid te letten, je weet dat ik bedolven word onder zoveel intensieve studie, en toch eis je een brief. Met zoveel onstuimigheid en hartstocht gaat liefde gepaard, vooral bij een Duitser; iedere poging tot verzet zal niets opleveren. Daarom beantwoord ik je brief, maar zodanig dat ik vrees dat je zult zeggen geen antwoord gekregen te hebben. Als medelijden met mijn persoon je er niet toe kan brengen begrip te hebben voor de kortheid van deze brief, dan zul je er in elk geval begrip voor hebben als je denkt aan de studie in het algemeen. Die heeft eronder te lijden als ik mijn aandacht versnipper over dit soort beleefdheden. Dat zijn peulenschillen in de ogen van de afzonderlijke personen aan wie ze worden bewezen; voor mij evenwel, op wie ze in hele drommen afkomen, vormen ze een enorme extra belasting.
Aangezien je niet voor Jonas onderdoet in genegenheid, acht ik het redelijk dat ik jouw genegenheid niet minder dan die van hem beantwoord. Dat je zo'n lange reis, aan zoveel gevaren onderhevig, om mij hebt ondernomen, zou ik betreuren, als jij er niet zoveel vreugde zelfs aan beleefde. Als je dit weloverwogen doet, benijd ik je de winst niet; als het op fantasie berust, is de zaak deels te redden door geen schade te lijden. En hoe Duits is dit: met geen knuppel kun je weggejaagd worden, als je niet iets krijgt wat bij jou, na terugkeer in je eigen land, de aanwezigheid van Erasmus in herinnering roept. Wat een brutaliteit! Vind je het niet genoeg ogen, oren en hart verzadigd te hebben met mijn - zoals je schrijft - honingzoete overvloed, moet je ook nog mijn hele persoon meenemen? En wel naar zo'n ver weg gelegen