De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 320]
| |
980 Aan Maarten Luther
| |
[pagina 321]
| |
Hun hoop op de overwinning berust alleen op kleingeestige vitterijen. Die veracht ik, me verlatend op een zuiver geweten. Tegenover jou worden ze wat milder. Ze vrezen mijn pen, omdat ze een slecht geweten hebben: ik zou ze werkelijk in hun eigen kleuren afschilderen,Ga naar voetnoot2. hun verdiende loon, als Christus' leer en ook het voorbeeld dat Hij gaf mij niet op andere gedachten brachten. Wilde dieren worden tam als je ze vriendelijk benadert, deze lieden worden juist wilde beesten als je iets voor hen doet. Er zijn in Engeland mensen die gunstig oordelen over wat je schrijft, en dat zijn zeer hooggeplaatsten. Ook hier zijn er die aan je kant staan, onder anderen de bisschop van Luik.Ga naar voetnoot3. Ikzelf houd me, voor zover mogelijk, onpartijdig, om des te meer de wederopbloei van de literatuur te kunnen bevorderen. Ook denk ik dat meer te bereiken valt met beleefdheid en zelfbeheersing dan met emotie. Op die manier haalde Christus de wereld over tot aanvaarding van zijn gezag. Op die manier bereikte Paulus afschaffing van de joodse wet, door alles allegorisch op te vatten. Het heeft meer zin te protesteren tegen mensen die het gezag van pausen misbruiken dan tegen de pausen zelf; ik denk dat bij vorsten op dezelfde manier moet worden gehandeld. Men moet de universiteiten niet zozeer afwijzen als wel doen terugkeren naar een zinniger soort studie. Over dingen die te zeer zijn ingeburgerd om plotseling losgelaten te kunnen worden, kan men beter een discussie aangaan met compacte en krachtige argumenten, dan blijven beweren dat iets zo is. Het giftige gekrakeel van sommige lieden kan men beter laten voor wat het is dan weerleggen. We moeten overal opletten dat we niets zeggen of doen wat naar arrogantie of partijdigheid riekt: zo is het, volgens mij, zoals de geest van Christus het wil. Intussen is het zaak te waken over het gemoed, dat geen toorn of haat of eerzucht tot verdorvenheid leidt; want in het vuur van geloofsijver ligt eerzucht op de loer. Ik geef deze adviezen niet met de bedoeling dat je die dingen doet, maar dat je voortdurend blijft doen wat je doet. Ik heb even geproefd van je commentaren op de psalmen;Ga naar voetnoot4. ze staan me zeer aan en ik verwacht dat ze van groot nut zullen zijn. Er is iemand in Antwerpen, de prior van het klooster daar,Ga naar voetnoot5. een zuiver christen, die jou ten zeerste bewondert, een vroegere leer- | |
[pagina 322]
| |
ling van je, zo beweert hij. Van allemaal is hij bijna de enige die Christus verkondigt, de anderen verkondigen gewoonlijk verzinsels van mensen of hun eigen voordeel. Ik heb Melanchthon geschreven.Ga naar voetnoot6. Moge de Here Jezus van dag tot dag overvloediger zijn geest op je overbrengen, tot zijn glorie en ieders welzijn. Bij het schrijven hiervan had ik je brief niet bij de hand. Het ga je goed. Leuven, 30 mei 1519 |
|