979 Aan Frederik van SaksenGa naar voetnoot1.
Leuven, 30 mei 1519
De zeer illustere Frederik, hertog van Saksen, wordt hartelijk gegroet door Erasmus van Rotterdam
Zeer illustere vorst, voor de genegenheid waarmee ik mijn herziene uitgave van de levens van de keizersGa naar voetnoot2. aan Uwe Hoogheid heb opgedragen, meen ik nu al meer dan genoeg dank te hebben ontvangen, nu u in een uiterst vriendelijke brief verklaart dat ze u niet onwelgevallig was. Want toen ik besloot dat dit boek voor u bestemd zou zijn, was het me nog niet zo bekend als nu, met hoeveel enthousiasme u de literatuur steunt, die nog altijd in gevecht is met de verdedigers van de oude onwetendheid, maar dan op zo'n manier dat de vijanden met hun verzet niets anders bereiken dan dat ze onze overwinning glans verlenen en hun eigen dwaasheid te schande maken. Al de sympathie, de vrijgevigheid, de hulp van de kant van Uwe Edelheid, met als doel herstel van de hogere studie en meer aanzien en steun voor de verdedigers ervan, beschouw ik volledig als aan mij bewezen diensten. Daar hoeft u beslist geen spijt van te hebben. De literatuur zal zich niet ondankbaar tonen, integendeel, ze zal met drietalige welsprekendheid haar voorvechter onsterfelijke roem bezorgen. Ooit zal Frederik beroemder zijn om het bevorderen van de studie dan om de luister van zijn afkomst. Ik zal vanaf nu niet schromen ook andere geesteskinderen van mij aan u op te dragen, gezien de goede afloop van mijn eerdere waagstuk. Moge de grote en almachtige Christus Uwe Hoogheid in het belang van het vaderland, de studie en de vroomheid zo lang mogelijk behoeden en bewaren. Leuven, 30 mei 1519