977 Van Kaspar Schalbe
Brussel, 28 mei 1519
Erasmus van Rotterdam, in alle opzichten de grootste, wordt gegroet door Kaspar Schalbe
Door talrijke bossen, onveilig door struikrovers, langs talrijke steden, onveilig nu door de pest, ging de weg die wij, Jonas en ik, volgden om bij jou te komen, Erasmus; en, werkelijk, hoeveel geluk hadden we toen we precies op het goede moment aankwamen! We hadden volstrekt geen spijt van de reis, hoe lang en moeizaam die ook was, integendeel, hoewel we onderweg nog steeds geen idee hadden waar die unieke parel van de christelijke wereld zich verscholen hield, zwoeren we plechtig je te zullen zoeken in het verre India en het uiterste Thule, en al helemaal in Brabant of Frankrijk. Je mag niet langer lijden aan onvoldoende zelfrespect, zoals omgekeerd al die Aristotelische theologen lijden aan hooghartige eigenliefde. Als jij jezelf in dit opzicht niet kent, hoe groot een geschenk van deze tijd je bent, ons door Christus zelf vergund: ìk heb je thuis in de stilte van het studeren bij mezelf leren kennen uit je werken. Maar nu ontleende ik aan je lijfelijke aanwezigheid, aan je conversatie, zoet als suiker zonder geforceerd te zijn, als honing, - het zal je verbazen, Erasmus - bijna evenveel nut als een ander uit een van je boeken.
Ik zou je niet met mijn beuzelingen opzadelen, als ik niet even vurig als mijn reisgenoot Jonas een brief van je wenste. Immers, ik mag sterven als we - zelfs als je ons met een stok dreigt weg te jagen - van jou losgerukt kunnen worden, tenzij we iets hebben wat bij ons je aanwezigheid in herinne-