976 Aan Johannes Fabri
Leuven, [ca. eind mei] 1519
Erasmus van Rotterdam groet de hooggeachte heer Johannes Fabri, vicaris van de bisschop van Konstanz
Je bent werkelijk iemand die van nature bestemd is voor vriendschap! De drukke werkzaamheden die van alle kanten om je aandacht vragen en ook de enorme afstand hebben niet de herinnering aan een onbeduidende vriend kunnen uitbannen, en dan ook nog een door wie je zo verwaarloosd bent. Want toen ik in Bazel was, hield ik zo weinig tijd over naast alle aandacht die ik moest besteden aan het uitgeven van mijn boeken, dat ik amper een keer de tijd had een wedergroet te brengen aan een zo uitnemend vriend en beschermheer, die recht had op iedere mogelijke vorm van dienstbetoon. Het was werkelijk buitengewoon vriendelijk van je me mijn hooghartige houding te vergeven; en nu bedank je me ook nog in zo prachtige bewoordingen! Maar ik beantwoord je brief,Ga naar voetnoot1. even geleerd als uitvoerig, niet anders dan ik gewend was in Bazel je groet te beantwoorden: van de bovenmatige lofprijzingen die je me toedeelt zal ik niets voor mezelf afnemen behalve de welgezindheid waarmee je - met meer kosten dan oordeel - mijn persoon bejegent.
Dan is er het punt dat Beatus Rhenanus mijn MethodeGa naar voetnoot2. aan jou opdroeg. Ik zou dat zonder meer goedgevonden hebben, als hij me van zijn voornemen op de hoogte had gesteld voordat ik dat boekje aan de zeer eerwaarde bisschop van Mainz had opgedragen. Mijn dedicatie daarentegen was al algemeen bekend geworden voordat Beatus een exemplaar had kunnen ontvangen. Ik had er destijds geen opdracht aan toegevoegd, omdat ik niet wilde dat de lezer in het Nieuwe Testament twee dedicaties zou aantreffen, om te voorkomen dat iemand spottend zou zeggen dat ik uit één pot twee muren wilde witten.Ga naar voetnoot3. Ik had het boekje bewust zo opgezet, dat het afzonderlijk gelezen kon worden en ook deel van het andere werk kon zijn, zoals ik meteen aan het begin duidelijk maak. Al met al was het naar mijn idee niet echt gelukkig dat dit plan bij Beatus Rhenanus opkwam, vooral omdat hijzelf zijn pennenvruchten in de la laat liggen. Daarmee zou hij zowel zichzelf als zijn vrienden luister kunnen verschaffen, beter dan met andermans werk. Overigens zou ik ook nu zelfs Beatus' ijver prijzen, als het niet zo ongelukkig was gelopen. Want ik geloof dat het eerder de schuld van het toeval is dan van hem. Verder, wat nu niet helemaal naar wens is verlopen, zal ik elders goedmaken, waar ik persoonlijk voor zal zorgen. Ik zal het waarachtig niet laten gebeuren dat het nageslacht geen weet heeft van onze vriendschap, als tenminste iets van mijn beuzelingen ooit in handen van latere generaties zal komen.
Richard Pace maakt het uitstekend, hij schittert en zegeviert in zijn land