De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd967a Aan Justus JonasGa naar voetnoot1.
| |
[pagina 305]
| |
Allemaal horen we dus dit streven gemeen te hebben, dat we elkaar beurtelings weldaden bewijzen zo vaak als we kunnen, en dat we het niet erg vinden van elkaar steun te ontvangen zo vaak als we het nodig hebben. Maar omdat Gods gaven verschillend zijn en ieder weer andere toebedeeld kreeg zoals verschillende leden van eenzelfde lichaam,Ga naar voetnoot3. dient ieder zich vooral op die taak toe te leggen waarvan hij weet dat hij daarmee het meest tot nut kan zijn. Want het is niet genoeg dat je als lid niet volledig je tijd verdoet, maar je moet van nut zijn voor het lichaam op het gebied waarop je het meest van nut kunt zijn. Vooral omdat juist met die bedoeling door God bepaald is wat een ieder aan talent kreeg: dat hij het aanwendt ten behoeve van het gemeenschappelijk welzijn. Het is niet voldoende de hoeveelheid talenten te wegen, veeleer moet de aard en de hoedanigheid van elk talent worden gewogen. Dan zal namelijk die heer uit de gelijkenis,Ga naar voetnoot4. rijk, maar toch zeer begerig naar dit soort winst, zich erover verheugen dat zijn huis rijker en rijker wordt door wat zijn trouwe slaven met het te leen gekregen kapitaal doen. Op dit punt mis ik bij sommigen wijsheid dan wel geluk, mensen die hals over kop, voordat ze voldoende zelfkennis hebben, een bepaalde levensweg inslaan, waar ze noch zichzelf noch anderen tot nut kunnen zijn. Deze overweging, mijn dierbare Jonas, kwam meteen bij me op toen ik me een idee had gevormd van je karakter op grond van je woorden en je gedrag en onlangs ook je gelaatstrekken en houding. Hoewel ik denk dat je over de nodige zelfkennis beschikt, besloot ik je toch de volgende aansporing te geven. God heeft je blijkbaar niet voorbestemd om onbeduidende rechtszaken te behandelen,Ga naar voetnoot5. maar gevormd als een uitverkoren werktuig, om de glorie van zijn zoon Jezus in het licht te stellen, om de harten van de mensen te doen ontbranden in liefde voor Hem. Daarom moet je je volledig richten op die meest heilzame taak, en wel vroegtijdig, zolang je lichaam nog tegen het werk bestand is en je geestkracht onverminderd is. Geloof me, je inspanningen zullen begunstigd worden door Hem die je met zoveel uitnemende gaven tot die taak heeft uitgerust. Hij die je een hart schonk dat brandt van liefde voor de ware vroomheid, die je welbespraakte geleerdheid schonk, om te verwoesten, om uit te rukken, om te planten,Ga naar voetnoot6. zal je niet bij je pogingen daartoe in de steek laten, vooral als je op niets anders het oog gericht houdt dan de winst van Christus. Inderdaad, het is groots met opgeheven hand het nederig volkje te zegenen, het is iets buitengewoons de sacramenten van de kerk te bedienen, maar beslist de allermooiste opdracht, en | |
[pagina 306]
| |
waarlijk apostolisch en episcopaal, is dit: de menigte met heilzaam onderricht te bewegen tot een manier van denken en doen die Christus waard is. Maar wat zijn dat voor mensen die zich tegenwoordig overal met deze moeilijke, maar ook prachtige taak bezighouden! De meesten van hen ontbreekt het aan opleiding, sommigen aan bezieling, die de christelijke welsprekendheid nodig heeft om effect te hebben, velen aan aangeboren geschiktheid - bijvoorbeeld een tong als een klankrijk plectrum,Ga naar voetnoot7. en goede longen of in het algemeen een lichaam dat bestand is tegen dit soort inspanningen. Maar vooruit, laten we zoals onze Paulus genoegen nemen met de bedoelingen van die lieden, mits Christus wordt verkondigdGa naar voetnoot8. - als Christus tenminste wordt verkondigd. Een groot deel van hen verkondigt niet Christus, maar de mensen, en zichzelf. Maar het ligt nu niet in de bedoeling hierover een klaagzang aan te heffen. Je hebt er die ten overstaan van de onkundige menigte scotistische subtiliteiten behandelen, waarbij ze zelfs zo ingewikkeld mogelijke onderwerpen kiezen, met de bedoeling om bij de toehoorders voor een nog groter wonder door te gaan, als ze niets begrijpen van alles wat wordt gezegd. Kan het nog oninteressanter, of erger: nuttelozer? Anderen brengen in hun preek niets naar voren behalve scholastische dogma's; sommige daarvan zijn zodanig dat het niet uitmaakt als je er geen kennis van neemt, andere zodanig dat ze hun effect verliezen als ze buiten de universiteiten worden behandeld. Evenmin ontbreekt het aan lieden die de nieuwsgierigheid van hun toehoorders willen bevredigen door stof van alle kanten bij elkaar te brengen en als het ware uit verschillende zangen een cento samen te stellen: uit het burgerlijk recht, uit het canoniek recht, uit verschillende leraren, om de indruk te wekken dat er niets is wat ze niet gelezen hebben. Wie zich erop toelegt de ware vroomheid te zaaien in de harten van de stervelingen, moet elke menselijke begeerte afleggen. Zo'n verstandig iemand als jij hoef ik er niet op te wijzen dat iemand eerder de filosofie van Christus zaait in de geesten van de mensen wanneer hij zo duidelijk mogelijk dat wonderbaarlijke en lieflijke beeld van de ware vroomheid voorhoudt, dan wanneer hij stem en longen uitput met het hekelen van vormen en soorten van zonden. De schoonheid zelf van de deugd is zeer effectief en wekt meteen liefde voor zichzelf op wanneer ze getoond wordt aan ogen die zuiver zien. Er komt geen einde aan als je wilt beschrijven op hoeveel manieren wordt afgedwaald van het goede. Het is beter dat ieder zich in stilte afmeet aan het voor ogen gestelde voorbeeld - behalve dat er de zonde van deze soort zal zijn, dat je wordt misleid door de bedrieglijke schijn van vroomheid. Die zonden dient men op de juiste plaats, zelfs met naam en | |
[pagina 307]
| |
toenaam, aan het licht te brengen, om te voorkomen dat iemand dwaalt als gevolg van misleiding. Nu zie je dat sommige lieden hun preken baseren op wat mensen hun bij de biecht toevertrouwen, waarbij ze de meest gruwelijke zonden juist zo afschilderen dat ze instrueren, en juist zo hekelen dat je zou zeggen dat ze jaloers zijn of er plezier in hebben. Wat voor voordeel heeft het als iemand opsomt op hoeveel manieren er uit wellust wordt gezondigd, of als iemand staat te schreeuwen dat de hele wereld vol is van echtbrekers? Het is belangrijker dat men de eerbiedwaardige gestalte van de kuisheid zichtbaar maakt voor de ogen van de ziel. Immers, vanaf het moment dat Augustinus die aanschouwd had,Ga naar voetnoot9. begon hij alle vormen van schandelijke wellust te verafschuwen. Evenzo geldt voor andere dingen dat een ieder die in liefde ontbrandt voor de zeer schone idee van de christelijke vroomheid, meteen alles begint te haten waarvan hij ziet dat het daarmee in strijd is. Evenmin heb ik veel op met lieden die, om onder het volkje een reputatie als vroom man te verwerven, op een opruiende toon uitvaren tegen de ondeugden van bisschoppen of vorsten; die raken door dat soort geschreeuw juist meer geërgerd, terwijl ze zich doorgaans wel laten corrigeren door een bescheiden en beleefde aansporing, gepresenteerd op een gelegen moment. Ook het geloof kent vrijmoedigheid, maar nooit zonder te smaken naar de honing der liefde. Voor zover dat kan dienen de dragers van het hoogste openbare gezag gespaard te worden. Als een bepaald voorval streng optreden vereist, moet die strengheid zich niet zozeer richten op de hooggeplaatsten zelf als wel op hen die de titels van pausen, bisschoppen of vorsten misbruiken voor om hun eigen verlangens te bevredigen. Evenmin moet men blindelings tekeergaan tegen groepen mensen; veeleer dient het protest gericht te zijn tegen hen die overigens voortreffelijke groepen mensen te schande maken met hun ondeugden. Er zijn mensen die verklaren de regel van Benedictus, Franciscus of Augustinus te onderhouden, maar leven voor hun maag, hun gehemelte, voor wellust, eerzucht, hebzucht. Welnu, het heeft meer nut te laten zien hoever deze lieden van de ware godsdienst afstaan dan de manier van leven zelf aan te vallen. Het zou minder nut hebben de publieke universiteiten te veroordelen dan aan te geven wat daarvan beter weggesneden kan worden of welke toevoegingen dienstig zouden zijn. Het is met de menselijke geest zo gesteld, dat hij zich eerder laat leiden door beleefdheid dan meesleuren door onvriendelijkheid. Het zal niet weinig gewicht aan je woorden toevoegen als je wat je onderwijst vooral put uit de gewijde boeken, als je leven beantwoordt aan je leer, als de taak van het onderwijzen vrij blijft van iedere verdenking eer of gewin met zich mee te brengen. Het zal voor een krachtig effect zorgen als je al wat | |
[pagina 308]
| |
je onderwijst van harte liefhebt; als je je niet naar de preekstoel begeeft direct na een drinkpartij of een conversatie over wereldse zaken, maar na een gebed uit het diepst van je hart, zodat je zelf vol vuur bent als je komt om de harten van anderen te doen ontbranden. Maar dit hoef ik heus niet te zeggen tegen jou, die eerder mij moet onderwijzen. Het ga je goed, mijn beste Jonas. Antwerpen, 1 juni 1519 |
|