De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd965 Aan William Blount, lord Mountjoy
| |
[pagina 295]
| |
wat haar tot sieraad kan zijn, met aan het hoofd de zeer eerwaarde heer, de bisschop van Rochester, die zich in geen enkel opzicht geen voortreffelijk prelaat betoont. Deze lof komt echter grotendeels toe aan het inzicht van de koning, de bron als het ware van deze beslissingen. Er is volmaakte en, zoals men graag voorspelt, eeuwige vrede tussen u en de koningen van zoveel landen. Misdadigers worden verdreven, er gelden goede wetten, de beste literatuur stijgt in aanzien. Van al die dingen is de koning zelf niet alleen de bedenker en de leider, maar ook het voorbeeld, door zelf ten uitvoer te brengen wat hij voorschrijft. Niemand ter wereld wens ik van harte meer goeds toe dan u, en toch scheelt het niet veel of ik was jaloers op Uwe Hoogheid, omdat u het voordeel geniet van zoveel goede dingen zonder mij, eens deelgenoot van voor- en tegenspoed. En wat erger is, intussen, terwijl u om zoveel redenen gelukkig bent, moet ik de strijd aanbinden met een aantal vreselijke, niet mensen, maar monsters. In deze situatie zou ik maar wat graag uitproberen waartoe de welsprekendheid in staat is, als christelijke schroom me niet, als een soort Homerische Pallas Athene,Ga naar voetnoot3. als ik mijn hand al uitsteek naar het gevest, bij de haren greep en tegenhield. Het ga u goed. Antwerpen. In het jaar 1519. [1] mei |
|