De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd962 Aan Richard Pace
| |
[pagina 287]
| |
werk aanspoort om hen nog zorgvuldiger uit te pluizen. Want het zal, neem ik aan, niet ontbreken aan nieuwsgierige mensen, die willen testen, waar ik het met de interpretatoren eens of oneens ben, en misschien ook wel mensen die gaan zoeken naar iets om te bevitten. Paulus neemt genoegen met elke bedoeling waarmee het evangelie wordt verkondigd, mits Christus wordt verheerlijkt.Ga naar voetnoot2. Mij maakt het evenmin veel uit met welke bedoeling mijn parafrase wordt gelezen, mits dat voor iedereen aanleiding is Paulus te bestuderen. Op het punt van de stijl volgde ik de raad van SenecaGa naar voetnoot3. door geen verfraaiing na te jagen; ik gebruikte de taal die vanzelf voor het grijpen ligt. Want ik vind niet dat we lieden die er juist op prat gaan, dat ze tot het monsterlijke toe barbaren zijn en taalfouten maken, zoveel moeten toegeven dat we om hen een plezier te doen vuilheid van taal moeten najagen; vooral als het ons niet minder zweet kost om op hun manier te spreken dan zij zwoegen als ze een keer proberen zonder fouten te spreken. Je spoort me aan om door te gaan met de voltooiing van wat ik begonnen ben. Welnu, ‘je spoort iemand aan die zich al haast’.Ga naar voetnoot4. Ik heb tot nu toe niets hardnekkigers meegemaakt dan deze samenzwering tegen de literatuur. Bij eten, drinken, slaap, snarenspel, dans en al dergelijke genoegens is er een punt van verzadiging, zoals Homerus zegt;Ga naar voetnoot5. zij krijgen nooit genoeg van kleingeestige vitterijen. Wat de leiders verkondigden, nemen de jongeren zo ijverig over, dat nergens anders die uitspraak van, ik geloof, Euripides, als ik het wel heb, meer van toepassing is: ‘Veel leerlingen zijn beter dan hun leermeesters’.Ga naar voetnoot6. Je advies over het ondernemen van de overtocht zal ik volgen: ik zal bij mijn gezondheid te rade gaan. Dat de koning volhardt in zijn gezindheid jegens mij, daarover verheug ik mij niet zozeer om mijzelf als wel om alle geleerden, aangezien hij mij om geen andere reden gunstig gezind is dan dat hij de overtuiging is toegedaan dat Erasmus iets voorstelt op het gebied van de studie. Ik ben niet uit op lofprijzingen; maar toch, om openhartig de waarheid te zeggen, geprezen te worden door een zodanig vorst is niet iets om over te treuren of je voor te schamen. Het ga je goed, mijn beste Pace, geleerdste van mijn vrienden, het meest mijn vriend van de geleerden. Leuven, [15] mei [1518] |
|