De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 284]
| |
961 Aan Lorenzo Campeggi
| |
[pagina 285]
| |
was een bundel komische brievenGa naar voetnoot3. uitgegeven en meteen waren er mensen die beweerden dat ze met mijn hulp waren geschreven. Ten slotte verscheen, onder ik weet niet wat voor voortekenen, een werk van M. Luther. De schrijver is een volslagen onbekende voor mij en het boek heb ik nog niet gelezen.Ga naar voetnoot4. Toch beweerden ze aanvankelijk dat het van mij was, terwijl nog geen tittel ervan van mij is. Hoewel tot dusver geen enkel resultaat wordt geboekt, omdat de feiten de leugen weerleggen, proberen ze mij een of andere dialoogGa naar voetnoot5. in de schoenen te schuiven. Zoals de inhoud voldoende duidelijk maakt, is deze dialoog ten tijde van het schismaGa naar voetnoot6. geschreven om wijlen paus Julius gehaat te maken, maar door wie is niet bekend. Ik heb het vijf jaar geleden meer vluchtig bekeken dan gelezen. Later stuitte ik in Duitsland bij sommigen op afschriften ervan, maar met verschillende titels. Sommigen beweerden dat het van een Spanjaard was, maar dat de naam geheim was gehouden. Anderen daarentegen schreven het toe aan de dichter Fausto,Ga naar voetnoot7. weer anderen aan Girolamo Balbi. Ik weet niet wat ik hieruit moet opmaken. Ik onderzocht de zaak voorzover mogelijk, maar ik kwam nog niets op het spoor wat me tevreden stelde. Het was een dwaas, de persoon die het schreef, maar ergere straf verdient de persoon die het verbreidde. Het verbaast me dat er lieden zijn die met de stijl als enig argument van plan zijn mij ermee op te zadelen, omdat het niet mijn manier van zeggen is (tenzij ik mezelf volstrekt niet ken); bovendien zal het weinig verbazing wekken zelfs als er mensen zijn die in hun taalgebruik iets van Erasmus nabootsen, omdat ik me in ieders handen bevind en we meestal de auteurs nabootsen die we voortdurend aan het lezen zijn. Evenmin ontbreekt het hier aan mensen die openlijk beweren dat ook Uwe Eminentie bijna tot die verdenking overhelde. Dat zal ik me in elk geval nooit laten aanpraten, zolang voor mij vaststaat dat het niet verzonnen is wat overal door de meest vooraanstaande personen verkondigd wordt over uw bewonderenswaardige geleerdheid en wijsheid. Ik twijfel er ook geenszins aan of ik zal, zelfs als enige verdenking bij u had postgevat, die makkelijk wegnemen, als een persoonlijk gesprek vergund is; iets wat eens met Christus' genade mogelijk zal zijn. Intussen doe ik een beroep op uw zachtmoedigheid en vraag ik u te geloven dat ik dergelijke pamfletten, geschreven door anderen en bedoeld om uitgegeven te worden, heb tegengehouden,Ga naar voetnoot8. | |
[pagina 286]
| |
en dat ikzelf al helemaal niet zoiets uitgegeven heb of ooit zal uitgeven. Maar het verbaast me niet als er daar bij u mensen zijn die dergelijke leugens over mij verkondigen, wanneer hier bepaalde lieden zich er niet voor schamen van dichtbij de brutaalste leugens over mij te verkondigen. Het is onmogelijk voor mij op alle laster van alle mensen in te gaan; ik zal evenwel doen wat in mijn vermogen ligt. Alles waartoe mijn talent, waartoe mijn werken, waartoe ijver in staat is, zal volledig in dienst staan van Christus en de belangen van zijn bruid. Dat dit zo is, zal Uwe Eminentie kunnen vaststellen aan de hand van de feiten zelf, als u een keer bereid bent de proef op de som te nemen. Ik stuur nu het kale boek, immers nog maar net uit de drukkerij, en de tijd ontbrak om het te verfraaien. Over enkele dagen zal een aangekleed exemplaar worden verzonden. Zou Uwe Hoogheid zo vriendelijk willen zijn deze nederige dienaar aan te bevelen bij de zeer eerwaarde heer de kardinaal van York?Ga naar voetnoot9. Ik was van plan hem te schrijven, als ik niet intussen vermoedde dat het boek en deze brief met hem gedeeld zullen worden. Het moge Uwe Eminentie goed gaan, in wier dienst ik mij stel met volledige overgave. Leuven, in het jaar 1519. 1 mei |
|