De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd944 Aan Caspar Ursinus Velius
| |
[pagina 245]
| |
daarmee nog niet tevreden deed je er een episch gedicht bij, zo verheven, zo imposant, dat de krijgstrompet van Lucanus daarmee vergeleken voor een lier zou kunnen doorgaan. Dat het eerste gedicht gepubliceerd is, is voor mij een reden tot schaamte, niet voor jou een reden tot spijt. Ook sta ik niet toe dat jij Bartolini hierom dagvaardt. Ik hecht zeer veel waarde aan het oordeel van deze man; hij nu heeft tegenover mij zoveel achting voor jou laten blijken, als voor niemand anders uit ons gebied. Hij meende dat het niet mocht gebeuren dat een zo geslaagd gedicht werd achtergehouden. Ikzelf, moet ik bekennen, was ook een voorstander van publicatie; maar ik werd weerhouden door schroom en een zekere vrees, dat ik de indruk zou wekken niet zozeer genoegen te scheppen in jouw talent als wel in mijn lof. Het was me echter zeker niet onwelkom dat er iemand bleek te zijn die dat bezwaar uit de weg kon ruimen. Je brief laat duidelijk zien dat je bijna even geoefend bent in proza als poëzie, iets wat tot nu toe heel weinig mensen is gelukt. Verder, toen ik je episch gedicht las, moest ik denken aan Homerus' Strijd tussen kikkers en muizen, dat in tragische bewoordingen iets volkomen lachwekkends behandelt. Mijn bewondering voor je talent is groter naarmate het onderwerp minder te bieden heeft. Maar ik wil niet dat men van mij kan zeggen dat ik, na op deze manier door jou bezongen te zijn, geen enkele beloning gaf en daarom, mijn beste Velius, raad ik je aan dat je vanaf nu die zo rijke bronader van je talent gebruikt voor vruchtbaarder onderwerpen. Ik wens je geluk met zulk een beschermheerGa naar voetnoot1. en omgekeerd wens ik hem geluk met jou als vriend of leraar. Zijn zeer kunstige brief beantwoordde ik met een paar onbeholpen regels. Het ontgaat me niet hoe onwellevend en brutaal dat is. Maar wat valt er aan te doen? Ik word bedolven onder zoveel intensieve studie en zozeer van alle kanten bestookt met brieven van ontelbare mensen, dat ik onmogelijk iedereen antwoord kan geven. Misschien zou ik quitte kunnen staan als ik met enkelen te maken had, alhoewel Hercules zich niet schaamde voor twee tegenstanders te wijken.Ga naar voetnoot2. Het ga je goed, mijn dierbare Velius. Leuven, in het jaar [1518] |
|