De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd933 Van Maarten Luther
| |
[pagina 227]
| |
mishaagt; dat is voor mij het bewijsmiddel waarmee ik de gaven van een genadige God pleeg te onderscheiden van de gaven van een toornige God. Daarom wens ik je geluk dat je, terwijl je alle goede mensen in hoge mate behaagt, niet minder mensen mishaagt die alleen voor zichzelf de allerhoogste posities willen en in de hoogste mate willen behagen. Maar wat een dwaas ben ik dat ik jou, een zo groot man, aldus met ongewassen handenGa naar voetnoot1. en zonder betuiging van eerbied en respect benader als een zeer vertrouwd persoon, een onbekende die een onbekende benadert. Maar je wilt dit vast wel, overeenkomstig je menslievend karakter, ofwel mijn genegenheid ofwel mijn onervarenheid vergeven. Ik immers heb mijn tijd verdaan temidden van sofisten en zelfs niet zoveel opgestoken dat ik een geleerd man met een brief kan groeten. Met hoeveel brieven had ik je anders allang bestookt! Ik had niet toegestaan dat je in mijn kamer voortdurend alleen tegen mij aan het praten was. Van de voortreffelijke Fabritius Capito begreep ik dat mijn naam je niet onbekend is dankzij die beuzelingen over aflaten; verder maakte ik uit je recente voorwoord bij het Enchiridion op dat mijn bedenksels je niet alleen onder ogen zijn gekomen, maar ook goed door jou ontvangen zijn.Ga naar voetnoot2. Daarom voel ik me nu verplicht, al was het maar in een uiterst barbaarse brief, de uitnemendheid van jouw geest te erkennen, die mij en iedereen verrijkt; hoewel ik weet dat je er volstrekt geen waarde aan hecht dat ik in een brief genegenheid en dankbaarheid toon, jij, die er ruimschoots tevreden mee bent dat mijn gemoed in het verborgene voor God gloeit van dankbaarheid en liefde jegens jou. Evenzo is het voor mij voldoende dat ik, zonder dat jij daarvan weet, je gezindheid en bewezen diensten ken uit je boeken, zonder brieven en persoonlijke omgang. Toch zeggen mijn plichtsgevoel en mijn geweten dat ik ook met woorden dank moet brengen, vooral nu de mensen ook mijn naam beginnen te kennen; anders zou mijn stilzwijgen bij iemand de indruk kunnen wekken uit afgunst voort te komen en van een verkeerde soort te zijn. Daarom, mijn beste Erasmus, altijd zo beminnelijk, als het je goeddunkt, neem ook deze geringe broeder in Christus aan, die jou beslist zeer toegedaan en genegen is, maar die verder om zijn onwetendheid niets anders verdient dan begraven in een uithoek zelfs voor de hemel en de zon, die er voor iedereen zijn, verborgen te blijven - wat ik ook altijd hartstochtelijk wenste, aangezien ik me heel goed bewust ben van mijn huisraad.Ga naar voetnoot3. Maar door een besluit van het lot is het precies andersom gelopen, zodat ik beschaamd moet toezien hoe mijn schandvlekken en betreurenswaardige onwetendheid zelfs onder geleerden verkeren en bekend worden. | |
[pagina 228]
| |
Philippus Melanchthon maakt het goed, behalve dat wij allen amper weten te voorkomen dat zijn gezondheid sneller achteruitgaat door een al te grote passie voor de literatuur. Hij brandt van verlangen, zoals bij het vuur van die leeftijd past, alles voor allen te wordenGa naar voetnoot4. en tegelijk te doen. Je zou me een dienst bewijzen als je de man per brief zou aansporen zich voor ons en de literatuur te bewaren; want als hij behouden blijft, beloven we onszelf iets wat de verwachting zal overtreffen. Andreas Karlstadt doet je de groeten, die met hart en ziel Christus in jou vereert. Moge de Heer Jezus je bewaren tot in eeuwigheid, mijn beste Erasmus. Amen. Ik ben breedsprakig geweest. Maar je moet bedenken dat het niet altijd geleerde brieven hoeven te zijn die je leest; soms moet je met de zwakken zwak worden.Ga naar voetnoot5. Wittenberg, 28 maart 1519 Broeder Maarten Luther |
|