De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd932 Van Jan Becker van Borssele
| |
[pagina 225]
| |
sche studie.Ga naar voetnoot1. Maar ook al denken anderen niet ten onrechte dat dit enorme werken zijn (dat zijn ze ook), toch weet ik dat je ze in een paar dagen voltooid hebt. Ook ken ik je onvermoeide ijver bij de studie: ik weet dat het onmogelijk voor je is niets te doen en niet bezig te zijn met de studie van de literatuur. Daarom heb ik geen enkele twijfel dat je al veel meer hebt geschreven of onder handen hebt, waarmee de studie, die voor iedereen van belang is, in het bijzonder de theologische, gesteund en bevorderd wordt. Maar er is iets waartoe ik je meende te moeten aansporen: dat je, zodra je de zwaardere studie even kunt laten rusten, enkele dagen besteedt aan het schrijven van een theorie van het preken voor de verkondigers van het evangelie. Immers, je gaf al eens een handleiding voor de christensoldaat, eveneens voor de christelijke vorst, bovendien voor hen die willen studeren en onderwijzen, door het schrijven van uiterst verzorgde boeken met die onderwerpen in de titels.Ga naar voetnoot2. Blijft over dat je een goede handleiding schrijft voor de prediker van het evangelie. Daar zullen immers veel meer mensen baat bij hebben: zowel degenen die, deskundig geworden door jouw onderwijs, daarna beter en met meer vrucht zullen preken, als degenen die op die manier met veel groter effect en voordeel naar hen die preken zullen luisteren. Dat zal voor mij een grote reden tot dankbaarheid zijn, zowel om het gemeenschappelijk belang als persoonlijk om mijzelf. Ik ben immers, zoals je weet, nog niet zo lang geleden opgenomen onder de herders van de de kudde van de Heer: is er heilzamer en beter voedsel, zeg me dat eens, waarmee ik de kudde van mijn Heer die aan mij is toevertrouwd te eten zou kunnen geven dan het voedsel van het evangelie en de apostelen? Als ik dat tenminste, gevormd door jouw onderwijs, bekwaam en verstandig weet voor te zetten. Willig mijn verzoek alsjeblieft in, allereerst om het enorme en verstrekkende nut, vervolgens om de grote liefde die je voelt voor de christelijke godsdienst. Aan het bevorderen daarvan besteedde je zoveel uren intensieve studie, niet zonder grote kosten en onmiskenbare schade aan je gezondheid, met verachting ook van zoveel achterklap en openlijke verwijten van afgunstigen: ontzeg de christelijke godsdienst dan ook niet dit kleine beetje moeite. Laat je ten slotte hiertoe verleiden door mijn voortdurende achting voor jou vanaf het moment dat ik je leerde kennen en begon te waarderen. Als dit alles je er niet toe kan brengen, bedenk dan dat je me het de voorgaande winter beloofde, toen ik, zelfs met enige vrijpostigheid, niet van je zijde week.Ga naar voetnoot3. | |
[pagina 226]
| |
Hoe het met mij gaat hoor je wel van de bezorger van deze brief, die afgelopen zomer in Bazel bij je langs kwam. Maar omdat je misschien ook iets van mijzelf wilt horen: de positie die ik heb verkregen is heel wat hoger en heeft heel wat meer status, maar biedt minder vrijheid dan ik - vooral om de studie - zou willen, omdat het aan het hof is. Je weet dat mijn beschermvrouwe, Anna van Borssele, drie maanden geleden is overleden en dat haar zoon Adolf, ooit door jou zo geprezen, haar is opgevolgd. Degenen die hem van nabij kennen, prijzen hem op dezelfde wijze, of nog meer. Ik ben volstrekt niet eerzuchtig en deed daarom nog onvoldoende moeite om tot nader contact en grotere vertrouwelijkheid met hem te komen; ook deed zich geen geschikte gelegenheid voor. Het ga je goed. Breng alsjeblieft mijn groeten over aan Jan de Neve, ons beider gastheer, een buitengewoon vriendelijk en geleerd man, Joost van Gavere,Ga naar voetnoot4. de medicus JacobGa naar voetnoot5. en de andere huisgenoten. Uit de stad Veere, 28 maart 1519 Maar wat ik bijna vergat te schrijven: iemand die onlangs uit Parijs kwam zei dat hij van de kanselier van FrankrijkGa naar voetnoot6. had gehoord dat de Franse koning je gevraagd heeft te komen en een schitterend aanbod heeft gedaan, en dat je op het punt staat daarheen te vertrekken; iets waarvan ik niet kan geloven dat het echt zal gebeuren. Anderen roepen dat je een vrij goed jaargeld betaald krijgt van Ferdinand, de broer van de katholieke koning; iets wat ik liever zou willen. Het allerbeste, leermeester die de bijzondere achting verdient van alle liefhebbers van de literatuur en de christelijke godsdienst. |
|