929 Van Guillaume Budé
Parijs, 19 maart [1519]
Budé groet Erasmus
Eergisteren heb ik de maaltijd gebruikt bij Étienne Poncher, sinds kort aartsbisschop van Sens. Na de maaltijd is er over jou gesproken. Ik begon met te vragen of hij je geschreven had; hij zei van niet, maar verzekerde me dat hij dat binnenkort zou doen. De afgelopen twee maanden had hij inderdaad amper tijd om aandacht aan jou en mij te besteden, zowel wegens aangelegenheden die de staat en de koning betreffen, als zaken buiten zijn ambt om en van persoonlijke aard. Wat hij van plan is jou te schrijven en wat hij in jouw belang heeft gedaan, is me nog niet geheel duidelijk; ook heb ik liever dat jij het allemaal van hem verneemt dan van mij, omdat ik zelden in zijn nabijheid verkeer. Bij ons gesprek was Nicolas Bérault aanwezig, goed onderlegd in de beide talen en jou welgezind, die op zeer vertrouwelijke voet staat met de aartsbisschop. Met hem zal hij binnen drie dagen naar de provincie van Narbonne vertrekken; ik zal deel uitmaken van dat gezelschap, tenzij mij iets overkomt, of degenen die de hoofdpersonen zijn.
Ik schreef je deze maand dat ik je brief niet opvat zoals jij dacht dat ik zou doen, en dat ik geen gehoor gaf of zal geven aan je wens hem achter te houden. Ik ondervond tot nu toe volstrekt geen hinder van dat al dan niet gespeelde misnoegen van je. Immers, ik maak graag een grapje, maar tegelijkertijd ben ik niet gauw beledigd door een grapje, en ik word liever gekwetst dan dat ik kwets. Als ik besloten heb bij anderen deze methode te gebruiken om een vriendschap in stand te houden, hoeveel meer zal ik me daaraan houden in jouw geval! Ik duld misschien wel het meest door jou van al de illustere mannen die mijn vrienden zijn overtroefd te worden, zonder in het minst boos te worden om je plagerijen of in ongunstige zin op te vatten wat scherts lijkt. Naar het mij voorkomt krijg je jezelf nog niet zover om evenveel redelijkheid te betrachten, zoals je niet eerder zelf een liefhebber van scherts werd voordat je had kennisgemaakt met de door mij gehanteerde vrijheid, die niet gering is. Daarbij ontdekte je misschien uiteindelijk vele of enkele dwaasheden, maar - heus - niets boosaardigs of vijandigs: ik zweer het bij onze gezamenlijke liefde voor de letteren, of welke eed volgens jou voor mij heiliger is. Als ik jou of enig ander persoon die dit briefje zal lezen, bewust misleid, zal ik me niet verdedigen om aan Gods straf te ontkomen. Maar wat dom van me: ook zonder dat ik een eed afleg begon je me al te geloven, tenzij ik daar zonder reden van overtuigd ben! Het ga je goed en veel succes, ga door terecht te doen wat het beste is.