De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd923 Van Ulrich von Hutten
| |
[pagina 214]
| |
is je wonderbaarlijk genegen, hetgeen natuurlijk te danken is aan jouw kwaliteiten: het is niet het gewone gedrag van Duitse vorsten. Maar tot zover over de vorst en jouw hardnekkig stilzwijgen; nu over mijzelf. Ik heb schoon genoeg van het hof; zo slecht kan ik overweg met die lieden in purper. Het lijkt erop dat ik van de vorst gedaan heb gekregen dat hij me, waar ik ook ben, mijn jaargeld toekent: een goede reden voor jou om hem te prijzen, tot mijn grote voordeel. Je wakkerde zijn enthousiasme voor de letteren sterk aan in je Annotationes, waar je hem roemde omdat hij mij begunstigt. Dat was een aansporing voor hem; en hij meent nu direct in jouw geschriften te staan, als hij iemand met een fatsoenlijke opleiding zijn gunst verleent. Misschien tot je verbazing maakte ik dit hele jaar grappen in mijn Aula (Het hof); ook mijn andere beuzelingen heb je onlangs gekregen. Febris (De koorts), dat onlangs verschenen is stuur ik je evenwel nu, evenals Phalarismus (Phalarisme);Ga naar voetnoot3. daarin zul je mijn brutaliteit afkeuren, ik weet het, eerder dan mijn moed prijzen. In plaats van bang te zijn voor die schurk zal ik deel uitmaken van de veldtocht die hier op grote schaal wordt voorbereid, met ruiters en infanterie. Binnenkort zul je heel Duitsland in rep en roer zien. Als de strijd me zal verslinden (hij heeft immers zijn eigen krijgsmacht en ook nog hulptroepen), zorg jij er dan voor dat het nageslacht in elk geval niet onbekend zal zijn met mijn bewondering voor jou, en toon in je onsterfelijke geschriften in elk geval aan dat ik geleefd heb. Het ga je goed. Mainz, 6 maart, in haast en niet nagekeken. De Triumphus Capnionis (Triomf van Reuchlin) is verschenen, onder hevig gemor van de schijntheologen. |
|