De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam groet alle haters van barbarij en vrienden van de MuzenAls zij die vroeger Origenes en Hieronymus voorzagen van klerken en perkament geen geringe lof verdienden, hoeveel lof komt niet toe aan drukkerijen, die dagelijks bergen goede boeken over ons uitstorten, en ook nog voor een geringe prijs! Als Ptolemaeus Philadelphus zich onsterfelijk heeft gemaakt bij het nageslacht met het stichten van de bibliotheek van Alexandrië, die wel beroemd en goed voorzien was, maar waarvan er toch maar één was, welk een beloning komt niet toe aan hen die ons dagelijks hele bibliotheken en, om zo te zeggen, hele werelden van boeken in allerlei talen en letters verschaffen! Deze lof komt vooral toe aan de uitvinders van deze, ik zou bijna zeggen, goddelijke kunst. De belangrijkste van hen was, naar men zegt, Johann Fust, wiens naam te allen tijde herdacht moet worden, de grootvader van degene aan wie we deze Livius te danken hebben, vermeerderd met twee delen en bovendien op talloze plaatsen aan de hand van een zeer oud handschrift verbeterd. Zo daalt deze bijzondere prestatie enerzijds neer op | |
[pagina 209]
| |
Johann Schoeffer, de wettige erfgenaam als het ware, en strekt ze anderzijds tot eer van Mainz, een stad die ook verder om vele redenen beroemd is. Immers, als al heel wat mensen strijden om de eer het werptuig te hebben uitgevonden dat met een nieuw woord bombarda (geschut) wordt genoemd, hoeveel gerechtvaardigder is het hen met lof te overladen door wier ijver we beschikken over dat prachtige middel om geleerdheid en waar geluk te bereiken! Als het toch zo mocht zijn dat die uitnemende uitvinding ook alleen werd gebruikt voor het drukken van boeken op het gebied van de beste soorten kennis! En hier zou ik weer liever willen dat men zich toelegt op het herstellen van de werken van de oude schrijvers dan het opeenstapelen van nieuwe - hoewel het ook in deze tijden, dat geef ik toe, niet ontbreekt aan schrijvers van wie het werk goed genoeg is om voor het nageslacht bewaard te blijven. Laat ons Duitsland dan ook vol ijver ernaar streven op deze prachtige manier eer te behalen; dankzij dit land zijn in het verleden veel goede schrijvers uit de onderwereld teruggeroepen naar het daglicht, en ook recent enkele boeken van Cornelius Tacitus. Laat het voortgaan na die grote brand waarbij boeken op het gebied van alle soorten kennis verloren zijn gegaan, die ongekende schipbreuk, dat jammerlijk ineenstorten, nog zoveel mogelijk brokstukken te redden, zodat die Codrussen barsten van jaloezie.Ga naar voetnoot1. Die lieden zijn opnieuw een samenzwering begonnen om, zogenaamd ter bescherming van de religie, alles wat een verfijnder eruditie kent te bevuilen en te vernielen. Daarmee bereiken ze alleen maar dat wat ze bestrijden meer glans krijgt en hun jaloezie, even groot als hun domheid, steeds verachtelijker wordt. Laten de Duitse vorsten dit soort eer nastreven, zij, die tot nu toe roem in overvloed verwierven door zich in de strijd te onderscheiden. Vroeger wilden koningen met het bouwen van bruggen of het versterken van rivieroevers of het omleiden van waterstromen, verder met thermen, zuilengangen, basilieken, aquaducten, de aanleg van wegen, het stichten van steden, of enig ander opmerkelijk gedenkteken, bereiken dat toekomstige geslachten hun nagedachtenis in ere zouden houden. Krijgsroem is pas dan werkelijk een sieraad wanneer noodzaak of liefde voor het vaderland ertoe dwong. Van de eer die ik bedoel kan er altijd geoogst worden en er is geen gebrek aan voorbeelden. We worden daartoe opgeroepen door dat toonbeeld van adel en godsdienstigheid, Albrecht, kardinaal en aartsbisschop van Mainz, door de illustere hertog Frederik van Saksen, om te zwijgen over hooggeplaatsten met een mindere titel. Ook al is met deze editie niet bijzonder veel toegevoegd aan Livius, toch komt allereerst geen geringe dank toe aan de onvergelijkbare Theoderich Zobel, hoofd van de domschool van Mainz en vicaris van de zeer eerwaarde | |
[pagina 210]
| |
heer van Mainz, die zich er buitengewoon voor ingezet heeft deze eer voor zijn stad veilig te stellen; verder Nikolaus van Carbach, een buitengewoon geleerd man, die al vijf jaar lang van staatswege college geeft over Livius en daarmee veel lof oogst; en ook Wolfgang Angst. Het is moeilijk voor te stellen hoeveel moeite zij zich hebben getroost, daar de eerder gekladde dan geschreven codex hen dwong te gissen wat de juiste lezing was. Geen handschrift is echter zo corrupt dat een bedreven interpretator het niet kan gebruiken om heel wat te herstellen. Daarom, geachte jongelui, koop deze Livius, ooit 's werelds lievelingGa naar voetnoot2. en nu als het ware herboren, ontvang hem met open armen, lees hem, bestudeer hem; dan zul je niet alleen beloond worden met een overvloed aan historische kennis, maar ook met een rijke oogst aan welsprekendheid. Het ga jullie goed. 23 februari 1519 |