918 Aan Érard de la Marck
Leuven, 19 februari 1519
De zeer eerwaarde heer Érard de la Marck, bisschop van Luik, wordt gegroet door Erasmus van Rotterdam
Zeer eerwaarde bisschop, ik zend Uwe Hoogheid althans enig getuigenis van mijn gezindheid jegens u in de vorm van een parafrase op de twee brieven aan de Corinthiërs. Het werk is volledig nieuw, voor het geval het zich niet onder een ander voorwendsel laat aanprijzen. Er was een wedstrijd tussen de drukker en mij, of hij per dag meer kon produceren met zijn letters of ik met mijn pen meer kon schrijven. Ik denk dat het werk zal zegevieren, of de talenhaters het willen of niet. Ik hoop dat u het overeenkomstig uw mildheid wilt goedkeuren. Degene die u het exemplaar overhandigt, is een goed opgeleide jongeman, een uiterst integer iemand, secretaris van de stad Antwerpen, die ik meer dan mezelf liefheb;Ga naar voetnoot1. laat hem alstublieft delen in uw gunst overeenkomstig uw menslievendheid. Het ga u goed. Leuven, 19 maart 1519