De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 192]
| |
De illustere vorst en zeer eerwaarde bisschop van Luik, Érard de la Marck, wordt gegroet door Erasmus van RotterdamTalloze mensen hadden in brieven en gesprekken telkens weer Uwe Hoogheid geprezen, bijvoorbeeld als iemand die overladen is met alle eervolle eigenschappen, met alle gaven die ook maar enigszins bij een groot vorst lijken te passen. Toen ik enkele dagen in uw gezelschap verkeerde, heb ik u evenwel leren kennen als een zodanig iemand, dat het lijkt alsof die mensen uiterst benepen en zuinig, ik zou bijna zeggen jaloers, waren in hun weergave van uw, of liever gezegd onze zegeningen. En zo gebeurde het dat de zaken een wending in omgekeerde richting namen. U, die al lang geleden door lovende opmerkingen van bepaalde mensen vervuld raakte van een hevig verlangen mij te ontmoeten, bent na die ontmoeting uw enthousiasme gaan matigen en zult waarschijnlijk zo snel mogelijk uw beklag doen bij hen die zo'n klein vliegje hadden voorgesteld als een olifant. Ik daarentegen, die eerder een vrij sterk verlangen koesterde naar u, werd, zodra ik u persoonlijk en van nabij mocht aanschouwen, volledig bevangen door genegenheid en bewondering voor uw grootheid en heb meteen mijn beklag gedaan bij degenen die op zo'n benepen manier uw beeld hadden geschetst. Ik ga hier geen uiteenzetting houden over de zeer oude adel waartoe uw familie behoort en uw stamboom met illustere voorouders, evenmin over de uitgestrektheid van uw gebied, evenmin hoe uw hele voorkomen de verhevenheid van een halfgod uitstraalt, die zelfs van ver een uitnemend vorst verraadt - hoewel ik me ervan bewust ben dat ook dit soort dingen de gaven van de geest iets extra's geven. Ik wil vooral bewonderen wat vooral van uzelf is: uw buitengewoon prettige karakter; de vriendelijkheid die u iedereen betoont en biedt, zodat alles zich, waarheen u zich ook wendt, terstond verheugt; een schrandere en alerte geest, die het nergens laat afweten, die overal naar voren treedt; een bijzonder oordeelsvermogen op elk gebied, van zichzelf al trefzeker nog trefzekerder geworden door ruime ervaring; de uitzonderlijk invloedrijke adviezen, een reden om ook onze vorst en ons hof geluk te wensen; bovendien een ongewone hang naar vroomheid en goede literatuur, twee dingen waarin u zelf uitmunt; vooral echter uw voortdu- | |
[pagina 193]
| |
rend streven naar vrede, omdat u, na zoveel oorlogszuchtige bisschoppen, met grote wijsheid op zo'n manier leiding gaf aan uw volk (dat anders nogal snel tot oorlogvoering geneigd is), dat het niemand ten prooi viel en ook niemand met krijgsgeweld tartte. Het is moeilijk en uitzonderlijk een goed vorst te zijn, maar nog uitzonderlijker een integer en onberispelijk bisschop te zijn. U vervult beide ambten op zo'n manier, dat een ander nauwelijks een van beide op volmaakter wijze zou kunnen vervullen; u betoont zich evenzeer een godsdienstig als een politiek leider. Maar misschien is het meer op zijn plaats hierover elders te berichten en, naar ik meen, ook juister dit tegenover anderen dan tegenover u te doen. Maar intussen, omdat ik wil voorkomen dat ik opnieuw bij zo'n vorst, die mij zo aan zich verplicht heeft, met lege handen en zonder bijdrage aankom, of dat u zou denken dat deze zo bloeiende universiteit niets voortbrengt behalve kruidenwijn, maakte ik in de afgelopen paar dagen dit geschreven geschenkje gereed, en wel een parafrase op de twee brieven aan de Corinthiërs. Nu kunt u Paulus, die uitnemende opperpriester van onze godsdienst, met u meenemen waarheen u wilt, en hij zal voortaan zonder uitgebreide commentaren helder en in gewone bewoordingen met u praten. En ik twijfel er niet aan of het gesprek met hem zal u evenveel nut als genoegen geven. Want allereerst worden in deze twee brieven talloze dingen onthuld over de begintijd van de ontluikende kerk, waarover tot mijn verbazing bijna niets is overgeleverd in de serieuzere geschiedschrijving, die je met een gerust hart kunt geloven. Alleen Lucas vermeldt een paar dingen over enkele apostelen en volgt Paulus tot aan Rome. Want Dionysius, die in de tweede Hierarchia de gebruiken uit de begintijd van de kerk vrij uitvoerig beschrijft, is volgens de geleerden iemand uit een latere tijd geweest dan de Areopagiet, de volgeling van Paulus.Ga naar voetnoot1. Ik las de Griekse liturgie die ze aan Chrysostomus toeschrijven, aan wie ze zo ongeveer alles toeschrijven; mij leek het niet echt te zijn. Had Paulus toch wat hij hier met betrekking tot de kerkelijke gebruiken aanstipte en als het ware uitstalde als koopwaar achter tralies,Ga naar voetnoot2. heel wat uitvoeriger en gedetailleerder aan ons doorgegeven! Hoe beknopt immers maakt hij melding van de eucharistie of de samenkomst, alsof hij bang was iets ongepasts over een zo groot mysterie te zeggen - waarover bepaalde latere auteurs met vuile voeten,Ga naar voetnoot3. zoals dat heet, van alles uiteenzetten en allerlei uitspraken doen. Had hij toch althans bekend gemaakt door wie, op welke tijd, met wat voor dienst, volgens welke ritueel, met welke woorden | |
[pagina 194]
| |
gewoonlijk de consecratie plaats vond van het mystieke brood en de heilige beker met het bloed van de Heer! Paulus leert immers dat uit een onwaardige omgang hiermee talloze ziekten en sterfgevallen voortkomen.Ga naar voetnoot4. Deze woorden behoren ook ons aan het denken te zetten, of niet misschien de pest, die al verschillende jaren her en der woedt, ons hierom overkomen is. Niet alleen wie door wellust onrein is, is onwaardig ermee om te gaan, maar veel meer wie de smet draagt van nijd, haat, venijn, kritiek uit afgunst, streven naar wraak en meer van dat soort ondeugden, die van nature diametraal staan tegenover de christelijke liefde die we met dit mysterie aanschouwelijk maken. Heel wat uitgebreider spreekt hij over de gaven van de tongen, de uitleg, de profetieGa naar voetnoot5. en andere zaken waarvoor later kerkelijk gezang, schriftlezing en preek in de plaats zijn gekomen. Want de gaven van genezingen en openbaring verlieten ons reeds lang geleden, sinds de liefde bekoelde en het geloof zwakker werd en we meer vertrouwen op menselijke bescherming dan hemelse hulp. Hij brengt ook het een en ander naar voren over de kerkelijke rechtspraak, wanneer hij verbiedt dat men zich wendt tot heidense rechters en gebiedt dat financiële geschillen worden geschikt door christelijke arbiters. Ja, hij schrijft ook zichzelf juridische kennis toe, wanneer hij zegt: Zodra ik zal zijn gekomen, zal iedere zaak vaststaan op de verklaring van twee getuigen of van drie.Ga naar voetnoot6. Opnieuw toont hij het apostolisch gezag bij de voltrekking van het vonnis, wanneer hij de man die leeft met de vrouw van zijn vader, overlevert aan de satan.Ga naar voetnoot7. Daarvoor in de plaats is nu de excommunicatie gekomen. Daarvan wordt naar mijn mening in deze tijd te snel gebruik gemaakt, aangezien alom, en voor hoe onbenullige zaken ook, met deze schrikwekkende bliksemschicht wordt gedreigd, en nooit feller dan wanneer er een bedragje op het spel staat. Terwijl Paulus, als ik het wel heb, behalve Hymenaeus en Alexander,Ga naar voetnoot8. slechts één overleverde aan de satan: de twee eersten omdat ze zich hardnekkig verzetten tegen het evangelie, terwijl ze voor christenen werden gehouden (over hen lezen we wel dat ze veroordeeld werden, niet dat ze weer teruggeroepen werden); de ander wegens openlijke bloedschande die bij iedereen bekend was. En toch velde Paulus zelfs over hem geen vonnis behalve volgens een algemene stemming waaraan allen deelnamen. Evenmin gaf hij ergens de naam van de man prijs: bij zijn veroordeling beperkte hij zich tot het signaleren van het misdrijf, bij de | |
[pagina 195]
| |
verzoening maakte hij zelfs geen melding van het misdrijf, opdat we weten dat het strenge optreden een schanddaad, niet een mens betrof. Overgeleverd worden aan de satan hield toen niets anders in dan tijdelijk gemeden worden door anderen, opdat schaamte tot bezinning leidt. Want Paulus voegt aan zijn uitspraak toe: ‘tot kwelling van zijn vlees, opdat zijn geest behouden worde in de dag des Heren’;Ga naar voetnoot9. zodat ook de strengheid zelf, waarmee hij het kwaad geneest, de liefde van de apostel ademt. Maar met hoeveel liefde beveelt hij dezelfde man kort daarna aan bij de Corinthiërs, zodat ze hem na zijn berisping weer vriendelijk opnemen in hun gemeenschap, bezorgd dat hij door overmatige droefenis overstelpt zou worden!Ga naar voetnoot10. Toen beperkte zich de apostolische zachtzinnigheid tot deze straf. Bovendien, hoewel er meer mensen waren die hadden gezondigd, besloot hij er slechts één te straffen, opdat deze de anderen tot waarschuwing strekte, maar wel met een milde straf, ja, met een geneesmiddel eerder dan een straf. Anderen jaagt hij in brieven met talloze dreigementen schrik aan, opdat ze tot bezinning komen, alsof hij geen recht zal hebben streng op te treden tegen hen die uit zichzelf tot bezinning waren gekomen. Met hoeveel machtsmisbruik treden wij nu op tegen het mindere volk, terwijl we zelfheel goed weten zwaardere misdrijven te hebben begaan! Maar intussen werd op grond van het verhaal over deze ontuchtpleger, die werd veroordeeld en weer opgenomen, het dogma van Montanus en NovatianusGa naar voetnoot11. verworpen. Dit hield in dat een iemand die na zijn doop zijn geloof ernstig verzaakte niet weer werd opgenomen in de christelijke gemeente. Overigens werd in de tijd van Augustinus slechts eenmaal de gelegenheid tot publieke penitentie gegeven, om te voorkomen dat door veelvuldige toepassing het geneesmiddel zijn werking zou verliezen; ook al ontneemt hij degenen die weer tot hetzelfde misdrijf vervallen niet de hoop op genade bij God. Hierover geeft hij een uitgebreide uiteenzetting in de brief aan Macedonius, die nu nummer 54 heeft.Ga naar voetnoot12. Uit ditzelfde geval zijn de canonieke straffen voortgekomen, die vroeger zeer streng waren, zoals de decreten van de vroegste pausen getuigen. Daaruit lijkt weer te zijn ontstaan wat men nu gewoonlijk aflaten noemt. Als het toch eens mocht gebeuren dat ze ons even rijk aan vroomheid maakten als ze de geldkisten van bepaalde mensen vullen met geld! Eerst werd een klein beetje afgehaald van de straffen die door de bisschop volgens de regels werden opgelegd, maar in beperkte mate en boven- | |
[pagina 196]
| |
dien alleen om ernstige, vrome redenen. Nu wordt overal kwijtschelding van de folteringen van het vagevuur te koop aangeboden; niet alleen te koop aangeboden, maar de mensen zelfs opgedrongen tegen hun zin, ik zal niet meer zeggen om wat voor redenen. Paulus al had de schijn-apostelen,Ga naar voetnoot13. hoewel hij wist dat ze zeer schadelijk waren, tijdelijk verdragen, om niet, door streng op te treden tegen enkelen, de algemene situatie binnen de kerk te ontregelen. Dit strookt met de mening van Augustinus, die vindt dat sommigen in het verborgene en niet in het openbaar moeten worden aangeklaagd, om te voorkomen dat ze tot grotere waanzin worden geprikkeld en van eerloze lieden tirannen of aartsketters worden.Ga naar voetnoot14. Ja, ook als hij wetten voorstelt vervult hij zijn plicht als apostel: over het al dan niet toegestaan zijn van het huwelijk, gelijk of ongelijk huwelijk, tweede huwelijk, scheiding;Ga naar voetnoot15. sommige dingen hiervan raadt hij aan als nuttig, andere schrijft hij voor als noodzakelijk. Aan sommige dingen hiervan houden we ons naar mijn mening vrij strikt vast, om niet te zeggen al te strikt, bijvoorbeeld in het geval van scheiding; andere dingen zijn volledig afgeschaft, bijvoorbeeld de raad van Paulus dat een christelijke vrouw bij haar heidense man blijft, als hij niet om een scheiding vraagt. Hij geeft ook voorschriften over het offervlees,Ga naar voetnoot16. waarover ook decreten van Jacobus en Petrus staan in Handelingen;Ga naar voetnoot17. dit is misschien nu niet van toepassing, omdat niemand meer aan geesten offert. Hoewel ook dit decreet al afgezwakt is, omdat het niet als ongeoorloofd wordt beschouwd zich met het verstikte en met bloed te voeden.Ga naar voetnoot18. Maar AmbrosiusGa naar voetnoot19. geeft, als hij het verbod van bloed bespreekt, als interpretatie dat het eten van alle levende wezens die bloed bevatten verboden is; en dat daarom door de Grieken onnodig ‘van het verstikte’ is toegevoegd, omdat wie eenvoudigweg verbiedt dat we ons voeden met dieren, tegelijk verbiedt te eten van het verstikte. Maar laten anderen bekijken of de mening van Ambrosius goedkeuring verdient. Mij lijkt het van zuiverder christelijkheid getuigen en beter passen bij de evangelische en apostolische leer, wanneer aan niemand een bepaalde soort voedsel wordt voorgeschreven, maar allen de raad krijgen dat elk zich overeenkomstig zijn | |
[pagina 197]
| |
lichamelijke gesteldheid voedt met datgene wat het beste is voor een goede gezondheid, niet strevend naar luxe, maar naar soberheid, onder dankzegging en erop gericht het goede te denken. Maar laat ik vaart in mijn betoog houden. De apostel toont ons hierGa naar voetnoot20. en passant in hoeverre men de zwakken terwille moet zijn, en in hoeverre aanstoot vermeden moet worden, namelijk waar direct gevaar dreigt voor het geloof en de kans op aanstoot bijna niet te vermijden is; verder zijn het dingen die aangetroffen werden, overblijfselen van de oude levenswijze, niet uit ons zelf voortgekomen en met de haren erbij gesleept. Laten anderen oordelen of men met Augustinus moet instemmen, die in een brief aan Publicola,Ga naar voetnoot21. waarin hij verschillende vraagstukken betreffende dit onderwerp behandelt, zonder enige reserve meent dat het beter is van honger te sterven dan zich te voeden met toevallig gevonden offervlees, als het vaststaat dat het offervlees is. Terwijl Paulus hier niets aanstootgevends in ziet, behalve dat het de zwakke aanstoot kan geven, en openlijk uitroept dat een afgod en een afgodenoffer niets is,Ga naar voetnoot22. en verontwaardigd is dat men kwaad van hem spreekt over iets, waarvoor hij dankzegt.Ga naar voetnoot23. Als dat bezwaar weggenomen is, welke reden is er dat een christen sterft van honger? Want het zijn heel verschillende dingen die hij in zijn boek over het voordeel van het huwelijk met elkaar vergelijkt, een gezin stichten en sterven van honger.Ga naar voetnoot24. Evenmin betrekt Paulus deze context erbij, integendeel, veeleer geeft hij opdracht zich er overeenkomstig de situatie van te onthouden, omdat over het algemeen overal wel iets te vinden is waarmee je je knorrende maag kunt stillen. Als ik de kans krijg met gestolen voedsel mijn leven te verlengen, waarom wordt mij opgedragen wegens andermans verdenking te sterven? Dit waren toen de eerste vormen van kerkelijke bepalingen, toen het nog niet ging over rangen en prebenden, nog niet over het pallium en het dragen van het pallium, nog niet over tienden van de opbrengst en tienden per persoon, nog niet over vergeldingen. Bovendien wordt het een en ander onthuld over het bezit en het loon van de priesters, omdat hij inprent dat het redelijk is dat zij die het evangelie dienen, leven van het evangelie;Ga naar voetnoot25. ervan leven, niet zich verrijken en zich gedragen als satrapen, en er alleen van leven als ze dienen en zich aan het altaar wijden. Terwijl hij dit recht verdedigt in het belang van anderen, maakt hij er | |
[pagina 198]
| |
zelf geen gebruik van,Ga naar voetnoot26. ook al getroost hij zich meer inspanning voor de zaak van het evangelie dan alle anderen. Ik zie al zoveel eeuwen niemand die deze uitnemende en werkelijk edele houding van Paulus nastreeft. Niets wordt voor niets gedaan, integendeel, men eist een beloning zonder dat men zijn plicht vervult, terwijl de apostolen gebruikten wat vrijwillig werd aangeboden en Paulus zelfs dat niet. Er worden ook inzamelingen gehouden,Ga naar voetnoot27. maar dan wel van geld dat uit eigen beweging bijeen werd gebracht door mensen die iets overhadden, het wordt niet ontwrongen; en de inzamelingen worden gehouden voor de behoeften van de vromen die gebrek hebben, niet voor de weelde van de rijken; en de inzamelingen worden op zo'n manier gehouden dat ze noch Paulus noch Titus, die deze taak tot uitvoer brachten, enige winst brachten. Vandaar dat in de begintijd te zien is, dat velen hun bezittingen aan de kerk toevertrouwden ter uitdeling, voor het levensonderhoud van weduwen en bejaarden en anderen - later wendden sommigen in hun verdorvenheid die gelden aan voor hun tirannie. Over en weer worden gezanten gestuurd, aan wie ook de eer wordt bewezen die hun toekomt, zowel bij de ontvangst als bij het afscheid, maar ik denk dat de stoet soberder was dan we tegenwoordig zien. Over de mandaten ga ik het immers niet hebben. Dat het vermogen van de kerk toenam is een reden tot dankbaarheid, als de godsdienst dezelfde groei doormaakte als het geschitter en gerinkel. Toch ontbrak het in die tijd de apostelen evenmin aan waardigheid en aanzien, ontbrak het hun niet aan verdedigingsmiddelen. PaulusGa naar voetnoot28. zegt nadrukkelijk dat zijn wapens niet vleselijk zijn, maar geestelijk; krachtig, niet dankzij met wapens uitgeruste troepen, maar dankzij Gods hulp; niet om steden te verwoesten, niet om de bevolking gevangen te nemen of mensen af te slachten, maar om elk bedenksel te slechten dat zich opwerpt tegen het plan van God. Hun hoedanigheid wordt nog duidelijker uitgelegd door Ambrosius in zijn boek over het weduwschap:Ga naar voetnoot29. ‘De kerk,’ zegt hij, ‘overwint de macht van de tegenstanders niet met wereldlijke wapens, maar met geestelijke wapens die krachtig zijn voor God.’ En een klein stukje verder: ‘Het wapen van de kerk is het geloof, het wapen van de kerk is het gebed, waarmee de tegenstander wordt overwonnen.’ Deze uitspraak heeft de instemming van Paus Nicolaus; zijn woorden worden weergegeven in de theologische sententiën,Ga naar voetnoot30. boek 4, afdeling 37, de paragraaf die begint met His adiiciendum. | |
[pagina 199]
| |
Met deze wapens, met deze troepen, met krijgsvolk dat aldus was uitgerust, viel Paulus, onoverwinnelijk strijder, na de verovering van Griekenland en een groot deel van Klein-Azië, de Romeinen aan en nam een rijk in dat toen voor strijdkrachten van koningen onverslaanbaar was. Wat ter wereld hij echter veroverde, veroverde hij voor Christus, niet voor zichzelf; met Zijn hulp betoonde hij zich een onoverwinnelijk aanvoerder, juist omdat hij zich niet op menselijke hulp verliet. Hij verdedigde de hemelse heerschappij met hemelse wapenen en ondernam de veldtocht van het evangelie met de middelen van het evangelie. Een leerlooier als paus,Ga naar voetnoot31. het uitvaagsel der wereld, maar het uitverkoren werktuig van Christus,Ga naar voetnoot32. wiens nederige verhevenheid, woordenrijk gebrek aan welbespraaktheid en welsprekend gestamel Hij besloot te gebruiken om zijn naam te openbaren aan het bijgelovige Judea, aan het geleerde Griekenland, aan Rome, koningin van alle rijken. Op hem is werkelijk van toepassing, wat ooit over Pericles (als ik het wel heb) is gezegd: hij bliksemt, dondert en brengt niet alleen Griekenland in verwarring,Ga naar voetnoot33. zoals die ander, maar zelfs de gehele wereld. Maar telkens wekt het verbazing dat zelfs meteen in het vroegste stadium de leer van het evangelie gevaar had gelopen, als Paulus zich niet met de volle voet, zoals dat heet,Ga naar voetnoot34. schrap had gezet; op dezelfde manier als soms de levensvatbaarheid van een foetus onzeker is voordat de geboorte plaatsvindt. Zo'n massa onkruid kwam op, die het nog prille en net opkomende gewas van Christus bijna overwoekerde:Ga naar voetnoot35. weldra spanden als op afspraak de wereldlijke filosofie en het joodse bijgeloof samen tegen Christus met één grote troepenmacht. De filosofie ontraadde geloof in de wederopstandingGa naar voetnoot36. en begon met menselijke spitsvondigheden de zuiverheidvan het evangelie enigszins te vertroebelen. Het judaïsme had ons de volledige Mozes aangedaan, tot aan mishandeling door besnijdenis toe, en die hemelse filosofie in de richting van ceremoniën zonder gevoel en inhoud getrokken, als deze vastberaden Isaäk van ons niet zoveel putten met water van de evangelische bronader, zoveel bronnen met levend water had geopend, tegen de Filistijnen die alles met aarde dichtstopten.Ga naar voetnoot37. De filosofie van toen ging met de boeken en het | |
[pagina 200]
| |
gepraat van haar dwaze wijzen,Ga naar voetnoot38. zelfs met de zwaarden van tirannen te keer tegen de zwakke en argeloze kudde van Christus, waarvan ook tot in deze tijd sporen overgebleven zijn. Het judaïsme sloop binnen door toedoen van mensen die zich voordeden als apostelen, onder de schijn en het voorwendsel van vroomheid, waardoor het nog gevaarlijker was, en nam zozeer bezit van al het gewas van Christus dat het zelfs nu niet kan worden uitgetrokken. In elk geval getuigt de heilige Augustinus in een brief aan Januarius, die nu nummer 119 heeft,Ga naar voetnoot39. dat in Afrika de bekkens voor de voetwassing, waarvan ook Juvenalis melding maakt,Ga naar voetnoot40. met zoveel bijgeloof vereerd plegen te worden, ‘dat iemand die gedurende hun octaven met blote voeten de grond had aangeraakt een ernstiger berisping kreeg dan iemand die zich had bedronken’. Hij was boos en verontwaardigd: Gods barmhartigheid wilde dat de kerk van Christus vrij was, door een zo klein mogelijk aantal vieringen als sacramenten, en toch ging zij gebukt onder zoveel slaafse taken, dat de situatie van de joden beter te verdragen leek. Ook al erkenden zij de tijd van de vrijheid niet, toch waren zij onderworpen aan wat de wetten oplegden, niet aan menselijke inbeelding. Dit soort onkruid verdraagt hij zo goed en zo kwaad als het gaat, zij het met tegenzin. Maar dat sommigen zich onthielden van vlees en wel zo dat ze mensen die zich daar wel mee voedden voor onrein hielden, dat is volgens hem volstrekt niet te tolereren, omdat het duidelijk in strijd is met het geloof en de onbedorven leer. Ook van dit bijgeloof zijn er overduidelijke sporen in deze tijd, omdat zeer velen vroomheid voor een groot deel baseren op de keuze van soorten voedsel, die God zonder onderscheid schiep om genuttigd te worden onder dankzegging.Ga naar voetnoot41. We hebben hier met een even onjuiste opvatting te maken als bij de Afrikanen op het punt van de voetwassing, daar bijna iedereen het een ernstiger vergrijp vindt op de dag van de sabbat vlees te eten dan met giftige leugens de goede naam van zijn broer aan te tasten of zelfs een mens de keel af te snijden. Er waren er die, in overeenstemming met de voorspelling van Paulus,Ga naar voetnoot42. het huwelijk in zijn geheel verboden. Het lijkt een overblijfsel van dit bijgeloof, dat zelfs de heilige Gregorius voorschreef dat in acht genomen moest worden, als een aanvaard gebruik van de Roomse | |
[pagina 201]
| |
kerk, dat een man die met zijn eigen vrouw omgang had gehad, enige tijd de tempel niet mocht binnengaan, en niet mocht binnengaan zonder zich gewassen te hebben, ‘zich reinigend van de nacht in de waterstroom’, zoals de dichter zegt.Ga naar voetnoot43. Hij probeert voor iets wat bijgeloof is een reden te geven (ik laat me er niet over uit of die gegrond is), namelijk dat het huwelijk weliswaar niets schandelijks heeft, maar de wellust, zonder welke geen gemeenschap bestaat, op geen enkele manier zonder schuld kan zijn. Wat ik hier zeg staat in de theologische sententiën, boek 4, afdeling 31, de paragraaf die begint met Sed forte aliquis.Ga naar voetnoot44. Het helpt werkelijk zo weinig als vijgenhoutGa naar voetnoot45. wat de Magister hierbij verzint, dat dit zou slaan op het hebben van gemeenschap uit gebrek aan zelfbeheersing; immers, wie ‘op geen enkele manier’ zegt, zondert niets uit. Ja, ook van andere sekten, ook al zijn ze in naam verdwenen, kunnen we toch hier en daar de overblijfselen en als het ware de littekens ook heden waarnemen, bijvoorbeeld van hen die Essenen, Ebionieten, Apostolischen, Psallianen of Euchieten werden genoemd, om maar niets over de Simoniaken te zeggen, een naam die al lange tijd als verouderd geldt. Maar ook tijdens Paulus' leven wemelde het van ruzies tussen dit soort sekten, die later bijna de hele wereld in vuur en vlam zetten, vooral toen Arius leider was en de toestand zo onzeker was dat niet te voorspellen was naar welke kant de wereld zou overhellen. Dat ging niet over kwijtschelding of tenuitvoerlegging of soortgelijke dingen die we nu met alle geweld willen betrekken op zaken van het geloof, maar over de opstanding der doden, die de hoofdzaak en de basis van onze belijdenis is. Hoewel Paulus dit kwaad fel bestrijdt,Ga naar voetnoot46. vrees ik toch dat deze slang ook nu nog leeft in de harten van sommige mensen; aangezien ze in Italië jaarlijks tijdens openbare samenkomsten proberen de opstanding te verdedigen, in de veronderstelling dat de zaak in behouden haven zal zijn als ze hebben aangetoond dat Aristoteles volstrekt niet de onsterfelijkheid van de ziel loochent. Ik zal maar niets zeggen over de verhalen die aan tafel de ronde doen. Verder is het niet aan mij te gissen wat anderen geloven, maar onbetwistbaar zeker is - omdat het voor ieder zichtbaar is -, dat sommigen, vooral de machtigen in deze wereld, zo leven alsof ze helemaal niets geloven omtrent een toekomstig leven. Hoe graag zouden we willen dat Paulus ons ook hier wat meer licht had verschaft: of de zielen los van het lichaam bestaan, en waar ze bestaan, of ze deel hebben aan de glorie van de onsterfelijkheid, of de zielen van de godde- | |
[pagina 202]
| |
lozen op dit moment worden gefolterd, of ze baat hebben bij onze gebeden of andere goede werken, of ze door een aflaat van de paus meteen van straf vrijgesteld worden. Ik zie immers dat velen over deze zaken in onzekerheid verkeren, of in elk geval erover discussiëren; wat niet nodig was geweest als Paulus duidelijke definities had gegeven. Bovendien, hoewel het past dat zij die in Christus wedergeboren zijn tegelijk met hun daden en begeerten de oude mens afleggen, zien we toch dat, nog maar kort na de komst van het evangelie, met Paulus nog aan het hoofd, wellust, gierigheid, wedijver, eerzucht, ruzies en wat nog meer verderfelijk is voor vroomheid en goede zeden, begon binnen te dringen bij het volk; dat bepaalde ondeugden, overblijfselen van het vorige leven, niet met wortel en tak uitgeroeid konden worden. Laat dan niemand zich verbazen dat er in deze tijd mensen zijn in wie onrecht in overvloed is, omdat de liefde verkilde. Ja, zelfs nog tijdens het leven van Paulus hadden zich schijnapostelen opgedrongen, die de zaak van het evangelie aanwendden tot hun gewin, die de glorie van Christus veranderden in hun eigen tirannie, die meer zichzelf dan God predikten, die in plaats van Christus de wereld, in plaats van de geest het vlees verkondigden, die de hemelse leer bedekten met menselijke kennis, het fundament Christus bedekten met een onwaardig bouwsel.Ga naar voetnoot47. Zij waren des te gevaarlijker vijanden voor de kerk, omdat ze dit deden onder de dekmantel van Christus, omdat ze vertrouwen wekten door de naam en de rol van apostelen aan te nemen. Hoe graag zouden we willen dat de kerk van Christus heden ten dage geen schijnapostelen kende! Dat al diegenen die de taak om het evangelie te prediken hebben overgenomen, niet om gewin, niet uit eerzucht, niet om de gunst van de machtigen, niet om bij mensen afkeer of bijval op te wekken, maar zuiver en oprecht predikten! Paulus zelf immers, die boeien droeg, beroemt zich erop dat het woord van God nietis geboeid.Ga naar voetnoot48. Nu - helaas! - zien we sommigen die - door toelagen van invloedrijke mensen als het ware contractueel daartoe verplicht - niet zozeer prediken wat tot eer van Christus en tot ware vroomheid strekt, als wel wat helpt bij het najagen van prebenden, het in strikken vangen van waardigheden, het in netten wikkelen van bisdommen. Ze gebruiken krachtige taal waar vleierij niet alleen ongevaarlijk, maar ook winstgevend is; omgekeerd zijn ze nog zwijgzamer dan vissen waar de waarheid schade berokkent. Wat als het zout zoutloos wordt, wat is er over waarmee het smakeloze volk gezouten wordt?Ga naar voetnoot49. Als het licht verandert in duisternis, wat zal het duister verdrijven dat de onwetende menigte | |
[pagina 203]
| |
omgeeft? Als herders veranderen in wolven, wat voor hoop is er voor de kudde? Als zij die de weg wijzen blind zijn, wie zal hen terugroepen van hun dwaling? Als zij die vaders behoorden te zijn sjacheraars zijn, waar zal er ergens plaats zijn voor oprechtheid? Telt vrees voor mensen bij ons zoveel meer dan eerbied voor God? Raken menselijke beloningen ons meer dan goddelijke? Tenzij we misschien bovenal onszelf proberen te behagen naarmate we onmatiger anderen proberen te behagen. Paulus duldt niet dat een sterfelijk persoon wordt gepredikt,Ga naar voetnoot50. hij duldt niet dat de lof van het evangelie op mensen wordt overgebracht. Nu voeren sommigen een nieuw soort afgodendienst in alsof Christus uit de tijd is, door, om zo te zeggen, van mensen goden te maken. Intussen wordt het volk bedrogen, intussen gaat het volk gebukt onder een meervoudige tirannie. Zeer velen van ons zien dat en zwijgen, en zwijgen niet alleen, maar helpen zelfs de andere partij. We zeggen: ‘Ik erken dat dit juist is, maar het is te riskant.’ Als het onder christenen te riskant is het evangelie zuiver en vrij te prediken, waar zal dit niet te riskant zijn? Als deze vrees bij iedereen in gelijke mate aanwezig was geweest, wie had ons het evangelie overgeleverd? Misschien hebben de oren van machthebbers daarom moeite met ongeveinsde raad, omdat we hen al te zeer hebben laten wennen aan vleierij. Ik zeg dit alles niet om bepaalde mensen te hekelen. Waren er maar geen mensen op wie dit alles toepasbaar is! Niet door mij zullen hun namen bekend worden; door de boeken die ze uitgeven, door openbare samenkomsten maken ze zelf dagelijks hun namen bekend, met zulke schaamteloze vleierij, dat ze zelfs de lachlust opwekken van komedianten. De stem die aan de vroomheid gewijd hoort te zijn, staat in dienst van het gewin; de stem die het koninkrijk der hemelen hoort te verkondigen, is ondergeschikt aan een aards koninkrijk; de stem die het mysterie van Christus hoort te verklaren, spreekt van de dromen van mensen. De bazuin van het evangelie, die volgens Jesaja geblazen moet worden om Gods lof te laten klinken,Ga naar voetnoot51. is veranderd in een cither die de oren van de mensen streelt. Ook zegt hij trots dat hem een tong is geschonken die is onderricht,Ga naar voetnoot52. om stekjes van ondeugden uit te rukken, om het zaad van de vroomheid in de grond te stoppen. Nu wordt de tong voor heel ander gebruik aangewend: ze propageert wat onbehoorlijk is en vervolgt wat lof verdient. De tong van de honden,Ga naar voetnoot53. die de wonden van schuldigen behoort te genezen met zachtzinnigheid, verscheurt vaak de goede naam van onschuldigen, ja, wat schandaliger is, van hen die zich ver- | |
[pagina 204]
| |
dienstelijk maken. De tong is voor ons als een pijl, waarmee we iemand die ons aanstoot geeft doorboren, ja, zelfs iemand die ons geen aanstoot geeft, maar ons een dienst bewijst. Je zou kunnen zeggen dat die genezende tong veranderd is in een slangentong. Waarom volgen we niet liever Paulus' tong na, die niets kan laten horen behalve de Here Jezus? Waarom bedenken we niet liever dat een predikant een boodschapper van de Heer is, uit wiens mond het volk de wet van God verwacht, niet kritiek op leden van Christus; en dat er een groot verschil is tussen een priester en een kleingeestige vitter, tussen een godgeleerde en een roddelaar, tussen een leraar en een aanklager? Hier ligt een taak voor de bisschoppen, die ervoor moeten zorgen dat niet iedereen overal gelegenheid krijgt voor het volk te preken. En laten we vooral niet denken dat iemand alleen maar een kap hoeft te dragen om de apostolische taak te kunnen vervullen. Niet iedereen met een tong heeft verstand. Maar misschien is er elders nog eens een passender gelegenheid om over deze dingen te spreken; laat ik nu terugkeren naar wat ik onder handen had. Terwijl onze apostel Paulus overal handig en vlug is, doet hij zich vooral in deze twee brieven als een duizendpoot en een kameleon, als Proteus en VertumnusGa naar voetnoot54. voor. In de omgang met de Corinthiërs - Grieken bij uitstek - lijkt hij om zo te zeggen, volgens het oude spreekwoord, een Kretenzer onder Kretenzers te zijn,Ga naar voetnoot55. en neemt hij allerlei gedaanten aan om hen te veranderen naar Christus: zozeer wendt hij zich de ene en de andere kant op als door de wisselende bochten van een doolhof en duikt hij telkens weer anders voor ons op. Hoe nederig en beleefd kan hij zijn, als hij een beroep op hen doet bij de zachtmoedigheid van Christus,Ga naar voetnoot56. als hij hen vraagt een weinig onverstand van hem te verdragen!Ga naar voetnoot57. Dan weer roept hij streng en dreigend uit: Zoekt gij soms een bewijs dat Christus door mij spreekt?Ga naar voetnoot58. Ergens anders vernedert hij zich en noemt hij zich het uitvaagsel,Ga naar voetnoot59. een ontijdig geborene, niet waard een apostel te heten,Ga naar voetnoot60. en kort daarna stelt hij zich, machtig en trots, zelfs boven de hoogste apostelen;Ga naar voetnoot61. hier kruipt hij over de grond, daar verschijnt hij ons uit de derde hemel.Ga naar voetnoot62. Het ene moment prijst hij de | |
[pagina 205]
| |
vroomheid van de Corinthiërs, het andere moment gaat hij tekeer tegen hun ondeugden. Sommige verdrijft hij publiekelijk, andere dringt hij binnen als door onderaardse gangen. Ergens weet hij, onbedreven in het spreken, niets dan Jezus en die gekruisigd;Ga naar voetnoot63. ergens anders spreekt hij wijsheid bij hen, die daarvoor rijp zijn.Ga naar voetnoot64. Ergens doet hij zich verstandig en bedachtzaam voor, en weer ergens anders speelt hij de rol van een dwaas en onbezonnen persoon. Het ene moment eigent hij zich krachtig zijn recht toe, het andere moment staat hij het beleefd aan hen af.Ga naar voetnoot65. Er zijn plaatsen waar hij uit de grond van zijn hart spreekt, maar ook waar hij ironiseert: Vergeeft mij dit onrecht, zegt hij.Ga naar voetnoot66. Je zou plaatsen kunnen vinden waar hij veranderlijk lijkt, maar op die manier aan zichzelf ongelijk dat hij toch het meest aan zichzelf gelijk is, op die manier veranderlijk dat hij het meest onveranderlijk is. Er is geen moment dat hij niet de zaak van Christus behartigt; geen moment dat hij niet zorgt voor de belangen van zijn kudde en volgens de gewoonte van een betrouwbaar arts elke soort geneesmiddelen aanwendt om de zijnen weer volledig gezond te maken. Geleerden zweten op het verklaren van de bedoelingen van dichters en redenaars; maar bij deze redenaar kost het veel meer zweet voordat je begrijpt waar het over gaat, waar hij naar toe wil, wat hij ontwijkt - zo vol trucs is hij overal (als ik dat zo mag zeggen). Zoveel listigheid kent hij, dat je niet kunt geloven dat het dezelfde persoon is die spreekt. Het ene moment borrelt hij geleidelijk op als een heldere bron, het volgende moment stort hij als een bergstroom met enorm geraas omlaag, onderweg van alles met zich meesleurend; dan weer is zijn stroom kalm en langzaam, dan weer treedt hij ver buiten zijn oevers, zich als het ware verbredend tot een meer. Weer ergens anders verbergt hij zich en komt hij op een verder gelegen plaats onverwacht te voorschijn; wanneer hij zichtbaar is, raakt hij met wonderbaarlijke meanders nu eens deze, dan weer die oevers; herhaaldelijk komt hij na ver afedwaald te zijn met een bocht in omgekeerde richting weer terug bij zichzelf. Des te meer verbaas ik me over sommige lieden die, terwijl ze amper geproefd hebben van de beginselen van de grammatica en volstrekt niet weten wat de kunst van het spreken inhoudt, toch menen dat het begrijpen van de taal van Paulus een eenvoudige zaak en bijna iets voor kinderen is. Anderen zullen oordelen wat mijn prestatie waard is. Ik heb vooral Ambrosius en de Bulgaarse bisschop Theophylactus gevolgd; ook al is laatstgenoemde uit een latere tijd, toch heeft hij de commentaren van de oude Griekse interpretato- | |
[pagina 206]
| |
ren gelezen, waarover wij niet meer beschikken omdat ze verloren zijn gegaan. Ik raadpleegde deze twee evenwel op zo'n manier, dat ik altijd datgene aannam wat het meest in de geest van Paulus leek. Ik maak Paulus zelf tot getuige van mijn nauwgezetheid. Ik zie dat mijn voorrede langer is dan gepast zou zijn, en ik kan niets bedenken waarmee ik die schuld kan afwenden, behalve dat ik deze fout met velen gemeen heb, vooral in dit tijdsgewricht, en dat mijn genegenheid voor u mij flink wat spraakzamer maakte. Onze Vorst en Heer Jezus Christus geve dat Uwe Hoogheid zo lang mogelijk voor ons behouden blijft, in goede gezondheid en voorspoed. In het jaar 1519. 5 februari. Leuven |
|