De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd899 Aan Maarten Lips
| |
[pagina 149]
| |
handelen dan ik gedaan heb. Maar dat is een lang verhaal. Het is niet aan jou of wie dan ook een uitspraak te doen over andermans geweten. In de ogen van Lee is het veranderen van kleding een zware zonde; ik ben van mening dat het een veel zwaardere zonde is (waar hij zich vol ijver mee bezighoudt) kritiek te leveren op andermans leven, dat hem volstrekt niet aangaat. Toch vindt hij zichzelf door zo te doen een beetje een heilige. Geloof me, er is maar heel weinig van Augustinus in iemand die niets heeft behalve het ordekleed - dat evenwel niet van Augustinus komt. Wanneer hij zegt in de regel: ‘Gij zult niet trachten te behagen met kleding maar met gedrag’, is het duidelijk dat dat wonderlijke en al te zeer in het oog lopende ordekleed zijn goedkeuring niet had gekregen. En dan, is het eenieder die zich aanmeldt om Augustinus te volgen, verboden op enig punt van hem af te wijken, zelfs als hij van de waarheid afwijkt? Op een aantal plaatsen althans vergist hij zich zozeer dat het niet valt te ontkennen. Toch spreek ik nergens zonder eerbied over Augustinus. Hoe geleerder en vromer mensen dan Lee hierover denken, zal ik nu maar niet vertellen. Verder, wat betreft het feit dat hij zo'n enorme bewonderaar van Augustinus is, dat spreekt voor zich, want hij denkt dat hij de enige is die hem begrijpt. Zie toch, hoeveel hoogmoed spreekt uit wat je schreef: ‘Neem terug, zeg ik, waar je een valse noot liet horen, verbeter je boek; en je zult inzien hoezeer je zelf een kritisch beoordelaar behoeft, in plaats van dat je als kritisch beoordelaar optreedt.’ Wat kun je dwazer of arroganter zeggen? Alsof ik voor de beoordeling van mijn werk jouw bemoeienis nodig heb! Er zijn anderen naar wier mening ik me richt. Evenmin ontbreekt het me zozeer aan oordeel dat ik door jou terechtgewezen moet worden. Als je beslist een augustijner wilt lijken, moet je zijn streven en levenswijze navolgen. Als hij zou leven, zou hij eerder mij erkennen dan velen die in hun dwaasheid met zijn naam pronken. Ik schrijf je dit in alle vrijmoedigheid, maar met vriendschappelijke bedoeling. Deze brief moet je vernietigen. Als je een afschrift wilt, schrijf hem over, die in mijn eigen hand moet je wegdoen. Als je hierna weer iets schrijft, moet je de brief verzegelen, vanwege de dienaren. Het ga je goed. |
|