887 Aan Richard Pace
Leuven, 22 oktober 1518
Richard Pace, eerste secretaris van de doorluchtige koning van Engeland, wordt hartelijk gegroet door Erasmus van Rotterdam
Dit jaar bracht mij louter onheil; moge de grote en almachtige Christus geven dat gelukkiger zullen volgen. Welke Ilias aan rampspoed me is overkomen, kun je ten dele lezen in mijn brief aan Beatus, waarvan ik een afschrift aan Tunstall heb gestuurd. Ik kijk al een hele tijd reikhalzend uit naar nieuws over de terugkeer van je bibliotheek, ik ben vreselijk bang dat mijn beuzelingenGa naar voetnoot1. verloren zijn gegaan. Jouw boekjeGa naar voetnoot2. wordt in Duitsland verslonden; maar toch stoort zich een aantal inwoners van Konstanz eraan, omdat het lijkt alsof je hun iedere geletterdheid ontzegt en drankzucht toeschrijft. Ik had besloten jullie deze herfst te komen opzoeken, en graag te accepteren wat de koning in zijn goedgunstigheid uit zichzelf had aangeboden. Nu de kanselier dood is, heb ik van mijn landgenoten niets te verwachten. Ik heb geen zin een nieuw aangekomen gast in Frankrijk te worden. Als er bijkomt wat de koning aanbiedt, zou ik daarbuiten volstrekt niets ambiëren. Eindelijk is bij ons Galenus te koop in de vertaling van Linacre, die mij buitengewoon bevalt. Vanaf nu is het zelfs een genoegen arts te worden! Duitsland keurt de zaak van de tienden niet goed.Ga naar voetnoot3. Die slimme Midassen spannen het touw voortreffelijk.Ga naar voetnoot4. Het ga je goed, zeer geleerde Pace. Groet Linacre namens mij en spoor hem aan zijn overige werken uit te geven. Leuven, 22 oktober 1518