880 Aan [Matthias von Saarburg?]Ga naar voetnoot1.
Leuven, 19 oktober 1518
Hartelijk gegroet. Ik ben je erkentelijk, geachte vriend, dat je me zo veel keer met je dienstvaardigheid eerde en me met weldaden omringde. Wat was er heerlijker dan die maaltijd? Wat beter gekruid? Zie toch! Wat een werkelijk onberispelijke levenswandel, wat een geleerdheid wars van verwatenheid! Wat heb je een geestige stijl, hoe verzorgd! Je zou denken dat je een Romein hoort spreken. Laten de Italianen nu maar komen en de Duitsers van barbaarsheid betichten! Welke tragedie aan rampspoed me is overkomen, kun je lezen in mijn brief aan Beatus; als je hem gelezen hebt, moet je hem aan deze jongeman teruggeven, zodat hij hem ook aan anderen kan laten zien. Je zult er geen enkele onwaarheid vinden. Dat ontbrak er nog maar aan na alles wat ik had doorstaan! Als er enig jaar is dat ik met een zwarte steen moet merken, dan is het dit wel. Het ga je goed. Groet onze vriend uit Westfalen.