De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd879 Aan Christoph Eschenfelder
| |
[pagina 125]
| |
tijen, Eschenfelder verdeelt zichzelf tussen de keizer en de studie. Je liet duidelijk genoeg blijken welke mening over mij bij jou had postgevat. Ik mag beslist niet klagen als mijn aanblik daaraan niets heeft afgedaan! Maar hoor eens: die rode wijn viel bijzonder in de smaak bij de vrouw van de schipper, een vrouw met een enorme boezem, een flinke drinkster,Ga naar voetnoot3. zo zeer, dat ze ondanks herhaalde verzoeken de wijn met niemand wilde delen. Op zeker moment had ze genoeg gedronken, maar meteen daarop greep ze de wapens. Bijna sloeg ze het dienstmeisje dood met haar pollepels. Slechts met moeite kon men de strijdende partijen van elkaar scheiden. Direct daarna was ze naar het hoogste deel van de boot gegaan om haar man te lijf te gaan, en het was niet denkbeeldig dat ze hem van bovenaf in de Rijn zou gooien. Zie hier welke krachten er in je wijn schuilgaan! Welke tragedie aan rampspoed me is overkomen, kun je lezen in mijn brief aan Beatus, als je daar tenminste tijd voor hebt. Het ga je goed, mij zo dierbare vriend. Doe namens mij de groeten aan Johann Flaming, een geleerd man en van een waarlijk christelijke zuiverheid. Leuven, 19 oktober 1518 Erasmus, van harte de jouwe |
|