De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd872 Aan Johann Lang
| |
[pagina 118]
| |
me aan terwijl ik ten eerste ziek was en ten tweede het zeer druk had. Staupitz, waarlijk een groot man, ben ik zeer genegen, aan die kleingeestige vitters besteed ik al een hele tijd geen aandacht meer, want wat anders zou ik kunnen doen? Alsof ik aan die lieden verantwoording af moet leggen voor wat mijn geweten zegt! Voor mij is het genoeg dat ik bij alle bisschoppen, dat ik bij de belangrijkste en meest gerespecteerde theologen in de smaak val. Als ik een levenswijze wist waarmee ik Christus waarschijnlijk meer zou behagen, zou ik die terstond aanvaarden; want mijn hart gaat niet meer uit naar roem of geld of genotzucht of verlangen te leven. Je geschenkje zal ik bij mijn kostbaarheden bewaren, en zeker de meest dierbare. Over Cleopas heeft Egranus zelf al op erudiete wijze geantwoord.Ga naar voetnoot1. Ik hoor dat EleutheriusGa naar voetnoot2. bijval krijgt van de meest gerespecteerde personen; maar men zegt dat hij in zijn werken niet zichzelf blijft. Zeker, die stellingenGa naar voetnoot3. vielen bij iedereen in de smaak, behalve enkele over het vagevuur; dat laatste willen die lieden zich niet laten ontnemen, omdat het dienstig is voor hun dagelijks brood. Ik heb de onbenullige reactie van SilvesterGa naar voetnoot4. gezien. Ik zie in dat de alleenheerschappij van de Roomse hogepriester,Ga naar voetnoot5. zoals die zetel nu is, een vloek is voor het christendom; de dominicanen kruipen voor hem bij alles, zonder de minste schaamte. Maar toch vraag ik me af of het goed is deze zweer openlijk aan te raken. Dat was de taak van de vorsten; maar ik ben bang dat zij met de paus onder één hoedje spelen, omdat ze een deel van de buit zullen krijgen. Het is me een raadsel wat Eck bezielde om de strijd aan te binden met Eleutherius; maar ‘waartoe dwing je de harten van mensen niet, vervloekte honger naar roem’!Ga naar voetnoot6. Ik droeg aan de illustere hertog, wiens munt je me stuurde, mijn herziene uitgave van Suetonius op.Ga naar voetnoot7. Het ga je goed, uitnemende vriend, beveel mij in je gebeden aan bij Christus. Leuven, 17 oktober Erasmus van Rotterdam |
|