869 Aan Guillaume Budé
Leuven, 15 oktober 1518
Erasmus van Rotterdam groet zijn vriend Guillaume Budé
Die uitvoerige brief van je, rond 13 april geschreven,Ga naar voetnoot1. ontving ik rond 1 september, nadat hij weer was teruggebracht uit Genua; maar hij is zodanig dat het misschien wel in het belang van beider waardigheid is hem niet openbaar te maken. Ik voor mij meen de strekking, geheel in de lijn van jouw karakter, begrepen te hebben en twijfel niet aan de goede bedoeling waarmee je dat allemaal schrijft; maar ik ben bang dat ik andere mensen niet daarvan kan overtuigen. En verder, wat als dat allemaal het nageslacht bereikt? Beatus Rhenanus las de brief toen na het eten aan mij voor, omdat ik slecht zag. Hij is een geleerd man en buitengewoon vriendelijk en, wat bij de studie het voornaamste is, met een gezond verstand. Ik zal maar niet vertellen wat zijn oordeel was, en toch had ik hem vooraf gewezen op jouw neiging tot vrijmoedigheid bij grappen onder vrienden. Het past een waardig man niet met iemand beledigingen uit te wisselen en ik heb geen behoefte aan een wedstrijd in plagerijen. In onweerlegbare argumenten zou ik het wel eens van je kunnen winnen, evenzeer als jij me overtreft op het punt van stilistische verfraaiing, met Deloynes en Ruzé als scheidsrechters of welke medestanders je nog meer hebt. Maar ik prefereer Budé als vriend boven tien van dat soort overwinningen. Eén apologieGa naar voetnoot2. is al meer dan genoeg!
In Bazel was ik bijna voortdurend ziek. Onderweg knapte ik op, maar voorbij Keulen viel ik terug in het diepste dal. Ik zit nog steeds thuis. De chirurgijn verklaarde bij het zien van de drie zweren dat het de pest was, volgens mij ten onrechte. Wanneer ik tijd heb zal ik de bisschopGa naar voetnoot3. schrijven, en jou ook uitgebreider. Groet Glareanus namens mij, als je de man toevallig tegenkomt. Ook zijn laatste brief is bezorgd. Het ga je goed.
Leuven, 15 oktober 1518