De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
865 Van Paolo Bombace
| |
[pagina 100]
| |
goedgekeurd. Een afschrift hiervan op perkament heeft hij verstuurd naar paus Leo, die twee dagen geleden weggegaan is uit de stad, ter beoordeling en, bij geen bezwaar, ter verzegeling. Maar lees hier wat het lot jou of, zo je wilt, mij bracht. Een zekere Silvius,Ga naar voetnoot5. een jonge Franse geleerde, een groot bewonderaar van je, zoals hij duidelijk liet blijken, stond op het punt naar de paus te gaan met een aanbevelingsbrief van mijn meester, de kardinaal. Hij zei dat hij de volgende dag weer daarvandaan zou terugkeren. Omdat ik niet verwachtte dat zich een geschikter persoon zou voordoen aan wie je zo'n opdracht kunt toevertrouwen, gaf ik hem de breve in bewaring. Bovendien gaf ik hem een brief voor de secretaris van de paus mee, waarin ik hem uit naam van de kardinaal vroeg om de breve te verzegelen en meteen met dezelfde Silvius terug te sturen. De man, die al koortsig en ziekelijk was, heeft vermoedelijk door ongelukkige omstandigheden de tocht moeten afbreken en de breve en de brief voor de secretaris vooruitgezonden. Deze laatste heeft niet gedraald en de breve en de aanbevelingsbrief direct overhandigd aan de paus. Na de breve gezien en verzegeld te hebben en na lezing van de brief verzocht de paus de persoon die werd aanbevolen te ontbieden. Toen hij nergens te bekennen was, gaf de paus opdracht met alle mogelijke ijver navraag naar hem te doen, maar men heeft hem tot nu toe nergens kunnen vinden. Ik had verwacht dat de zaak in een paar dagen afgehandeld zou zijn. Toen er al verschillende dagen verstreken waren en er naar mijn idee niets gebeurd was, schreef ik wederom een brief aan de secretaris, waarin ik hem nalatigheid en zelfs onrechtvaardigheid verweet, omdat hij bijna ieder uur ontelbare breven naar de stad terugzond en die voor Erasmus zo lang achterhield. Hij schreef in een vrij lange brief dat het nog steeds onduidelijk was waar de bode over wie ik je vertelde zich ophield, en verzekerde dat de breve met een of andere brievenbezorger aan mij was teruggestuurd. Toen de breve na lang zoeken onvindbaar bleef, heb ik er opnieuw precies zo een gereed laten maken. Die zal dan, tenzij er een nieuwe boze geest mee aan de haal gaat, eindelijk bij je bezorgd worden. Zie hier, over de breve, een behoorlijk breedvoerig en vervelend verhaal. Verbaas je ook niet over de datum: ik wilde liever een datering te Rome dan ergens anders, omdat die een veel gunstiger voorteken zal zijn. Het verheugt me dat je brief, waarmee je de mijne beantwoordde, is gedrukt en mijn bekendheid flink is toegenomen - als de mijne maar niet is bijgevoegd, die, naar ik mij kan herinneren, het nauwelijks verdiende één maal door een vriend gelezen te worden of vergeleken te worden met een willekeurige doorsneebrief, laat staan met die voortreffelijke van jou. Lascaris bevindt zich op dit moment in Frankrijk, en daarom heb ik hem niet kunnen spre- | |
[pagina 101]
| |
ken. Als zich een mogelijkheid voordoet deze volgens jouw beschrijving zo geleerde man te ontmoeten, zal ik tegelijk aan jouw wens tegemoetkomen en zijn belang dienen. Van het beoefenen van de literatuur word ik niet zozeer afgehouden door mijn eigen wil of, zoals jij dacht, een betere positie, als wel weggetrokken door de wisselvalligheid van het lot, waaraan de meeste dingen, zowel goede als kwade, toe te schrijven zijn. De beide Boerio'sGa naar voetnoot6. zijn in Rome en doen jou de groeten terug. Bernardo liep de vierdaagse koorts op, maar niet heel erg; hij kondigde aan naar Genua te zullen terugkeren. Ongetwijfeld is de gezant PucciGa naar voetnoot7. al bij jou vandaan vertrokken en is hij onderweg naar Rome; daarom stuur ik de breve zelf niet aan hem, maar aan de protonotarius Caracciolo, pauselijk gezant bij de keizer; ik verwacht dat hij welwillend en nauwgezet genoeg zal zijn om de breve onmiddellijk verder te sturen naar jou. Het ga je goed, mijn beste Erasmus, en doe namens mij de groeten aan Beatus, de Amerbachs en al die andere geleerden daar. Rome, uit het pauselijk paleis, 1 oktober 1518 |
|