De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
Desiderius Erasmus van Rotterdam groet Bonifacius Amerbach van Bazel, een jongeman die zich meer dan gewoon ontwikkeld heeft op elk gebied van de studieGeluk bestaat voor een groot deel, dankbaarheid voor het grootste deel, in het besef hoeveel je bezit.Ga naar voetnoot1. Daarom kan onze eeuw niet genoeg gelukwensen ontvangen, en de goden niet genoeg dank, door wier goedgunstigheid die zo prachtige soort studie, die al zoveel eeuwen als begraven was, over de hele wereld weer opbloeit en zich met groot succes verbreidt. Ongeveer tachtig jaar geleden waren niet alleen de leraren in de kunsten die Vergilius (zelfs in zijn tijd, waarin de geleerde welsprekendheid bij uitstek bloeide) stom noemt,Ga naar voetnoot2. onbespraakte stamelaars, maar ook de grammatica zelf, leermeesteres in goed taalgebruik, en de retorica, leidsvrouw van de rijke en fonkelende stijl, brabbelden erbarmelijk: zij die ooit in zoveel talen onderlegd waren, lieten alleen Latijn horen, en nog wel heel beroerd Latijn. Toen rond die tijd de literatuur langzaamaan tot wasdom kwam, kon alleen Italië woorden vinden en zelfs daar geen enkele wetenschap behalve de retorica. Nu is er geen enkel volk binnen de christelijke wereld waar niet iedere tak van wetenschap het nut van de kennis laat samengaan met de grandeur van de welsprekendheid, dankzij de zegen van de Muzen. In Italië begon de geneeskunst te spreken dankzij Niccolò Leoniceno, een hoogbejaard man, die het waard is onsterfelijk te zijn. In Frankrijk was het Guillaume Cop uit Bazel. In Engeland werd onlangs Galenus welbespraakt dankzij de inspanning van Thomas Linacre, en wel zo dat hij in zijn eigen taal onbespraakt kon lijken. Eveneens dankzij hem spreekt Aristoteles zo goed Latijn, dat hij, hoewel Attisch,Ga naar voetnoot3. in zijn eigen taal amper even aantrekkelijk is; al hadden anderen al eerder bereikt dat niemand kon denken dat de filosofie niet kon praten: in Italië Argyropoulos, Georgius van Trebizonde, Theodorus Gaza, Marsilio,Ga naar voetnoot4. Pico; in Frankrijk Lefèvre d'Étaples. Verder gaf Guillaume Budé in Frankrijk de wetten uit de keizertijd met succes weer de vroegere glans van een goede stijl en de glorie van de literatuur in beide talen; in Duitsland deed dat Udalricus Zasius, een in alle opzichten onvergelijkelijk man, die de Romeinse taal in al haar rijkdom zo overvloedig laat stromen, dat je denkt dat een Ulpianus aan het woord is in plaats van een rechtsgeleerde uit deze tijd. | |
[pagina 96]
| |
Maar op een of andere manier zijn de theologen hierin nog niet even succesvol; ook al zouden er genoeg zijn die popelen om het woord te voeren. Toch heb ik hoop dat het niet lang zal duren voordat ook dit vak het stof wegveegt en zijn oude glans opeist. Tot nu toe werden mensen met een iets beter verzorgd taalgebruik uit de rijen der geleerden geweerd; professoren keurden niemand een plaats op hun lijst waardig, tenzij het iemand was die samen met hen afstotelijk gebrabbel had voortgebracht en volstrekt niets aan zuiverder literatuur had aangeraakt. En men had meteen een opmerking klaar: hij is een grammaticus, geen filosoof; hij is een retor, geen rechtsgeleerde; hij is een redenaar, geen theoloog. Maar als ik het juist heb zal de situatie binnenkort precies omgekeerd zijn, en zullen alleen zij tot de groep toegelaten worden, die de oude grondvesters van de wetenschappen in herinnering brengen, in geschriften met een nog betere stijl. Het zal niet geoorloofd zijn dat iemand zich wijsheid toe-eigent, als niet tegelijk haar dienares welsprekendheid aanwezig is, die van de heilige Augustinus nergens van de zijde van haar meesteres mag wijken.Ga naar voetnoot5. Het commentaar van Zasius heb ik meer doorgekeken dan doorgelezen; want het werd gebracht toen ik al klaar was om te vertrekken. Wat ik ervan proefde viel buitengewoon in de smaak en ik twijfel er niet aan, of het geheel zal nog beter smaken als je de mogelijkheid hebt je ruimschoots te verzadigen met dergelijke spijzen. Je moet tegen de man zeggen, mijn beste Bonifacius, dat hij ons niet langer deze glorie, dit profijt, dit genoegen mag misgunnen; tenzij ook jij het ons misgunt, omdat jij het geluk hebt kind aan huis te zijn bij Zasius. Het ga je goed. Bazel, 31 augustus 1518 |
|